Blauwe zomer – Leo Blokhuis

Leo Blokhuis heeft geen literaire ambities, vertelde hij onlangs bij de presentatie van zijn roman Blauwe zomer in boekhandel Paagman te Den Haag, de beatstad van weleer en bakermat van de indorockbandjes. Mooi zo, dat onderwerp kan dus afgevinkt worden waardoor alle aandacht zich kan richten op de vertelling. Die is alleszins de moeite waard! Het gaat uiteraard over muziek, de opkomst van de rock ‘n’ roll in Nederland, maar daarnaast ook over vriendschap. Twee jongeren zijn de hoofdpersonen in het verhaal: Johan, de Hollander, en Chris, de Indo.

Blokhuis kennen we van zijn liefde voor popmuziek in een heel brede betekenis. Als je naar het personage van Johan kijkt met Blokhuis in je achterhoofd dan begrijp je dat liefde te zacht is uitgedrukt. Het is pure passie en deze passie bracht Blokhuis in een zoektocht van de popmuziek via de beginperiode van de rock ‘n’ roll in Nederland naar de indorock en daardoor onvermijdelijk naar de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Zij verhuisden na de Tweede Wereldoorlog al dan niet gedwongen op tjokvolle boten naar Nederland. Het is een geschiedenis die hij nauwelijks kende en waarin hij geleidelijk getrokken werd. Gesprekken met betrokkenen scherpten voor hem het beeld; de mens achter de indo(muzikant) zag hij steeds helderder. Hij wist nu dat de hongerwinter die hij wél kende van de geschiedenisles maar moeizaam te vergelijken was met de ontberingen van de (Indische) Nederlanders in de jappenkampen. Hij hoorde ook over de Bersiap. Het leidde er toe dat hij over indorock geen non-fictieboek schreef maar dat hij een verhaal vertelde over het wel en wee van de Rocking Blue Boys, een indorockbandje. Eigenlijk vertelt hij twee verhalen, want naast het Indische verhaal van Chris komt ook het verhaal van Johan over zijn ontworsteling aan het strenge protestantse geloof thuis aan bod.

Het zijn geen onbekende thema’s in de literatuur. Hier zijn ze vervlochten tot een verhaal over de ontwikkeling van een rock ‘n’ roll-band. Het siert Leo Blokhuis dat hij zich oprecht geïnteresseerd en verdiept heeft in het Indische verhaal: het vertrek uit het moederland, de aankomst in Nederland, de opvang in contractpensions, het moeten werken onder je niveau en de integratie in de Nederlandse samenleving. Het is om die reden een beetje flauw dat Moesson, hét blad voor de Indische gemeenschap, in een zure bespreking juist de behandeling van deze trits als clichématig afdoet. Wat nou clichématig? De stille klacht van vele Indische mensen is juist dat deze gebeurtenissen nauwelijks bekend zijn bij hen die geen enkele band hebben met voormalig Nederlands-Indië.

Natuurlijk vertelt Blauwe zomer nog veel meer. Als je voorbij de persoonlijke sores van de twee vrienden kijkt, zie je een mooie vertelling over twee mensen in een belangrijke fase van hun leven. Hoe ze zich vrij maken van hun ouders en proberen op eigen benen te staan en verantwoordelijkheid te dragen. Het is ook een vertelling met een een bijzonder slotakkoord. Na dat verrassende einde ontdek je pas goed de samenhang tussen enkele schijnbaar losse gebeurtenissen. Het boek eindigt zo op dezelfde manier als, om een vergelijking met de popmuziek te maken, het grillige White Album van The Beatles afsluit met het verrassend lieflijke Goodnight. Met Blauwe zomer laat Leo Blokhuis een mooie proeve van inlevende vertelkunst zien!

The World of Dust: Samsara

Samsara is de naam van het nieuwe album van The World of Dust. Leuke titel vond ik, een samentrekkinig van Sam & Sara bedacht ik in een lollige bui. Zo duidt het op een koppel en dat klopt ook, want The World of Dust is hier een verbond van Stefan Breuer met Todd Tobias. De rollen in deze verbintenis zijn haarscherp verdeeld. Tobias bespeelt alle instrumenten waarbij Breuer zich deze keer beperkt tot zang. Dat doet hij kwetsbaar en kaal waardoor het lijkt alsof hij in zijn blootje staat. Hij heeft niets te verbergen, speelt open kaart en neemt de luisteraar mee in zijn overpeinzingen, twijfels en gedachtenspinsels. Voer voor zielenvorsers zou je kunnen zeggen. Misschien is dit – het spelen met onzekerheden – ook de rode draad door dit nieuwe album.

Het is natuurlijk geen toeval dat Samsara een begrip is in het boeddhisme. Het geeft de cyclus van (wedergeboorte) en dood aan. Maar dichter bij huis betekent het ook de stoffelijke wereld(!), het dagelijks leven waarin het nirwana nog niet is bereikt en waarin je soms worstelend dat probeert te bereiken. De weg naar het nirwana is lang, zeker als je nog maar net bent geboren. Welcome, het eerste nummer, begint met een betoverend mooie intro en is een ode aan de boreling. Voilà, het begin van een levenscyclus waarna Samsara zich ontwikkelt tot een album vol levensvragen en dubbele lagen die ik lang niet altijd door heb. Maar dat hoeft ook niet, want het gaat ook om de muziek. Die bestaat uit dertien miniatuurtjes die door Todd Tobias nauwkeurig in elkaar zijn gezet en mede zorgen voor de contemplatieve sfeer. Een enkele keer klinkt het kaleidoscopisch en dat past goed bij Stefan Breuer, die niet alleen muzikant, componist, platenlabeleigenaar en producer is, maar ook collagekunstenaar; een creatieve adhd’er als het ware.

Die muziek was er trouwens eerder. Tobias stuurde ze op, Breuer schaafde er minutieus aan en schreef er de tekst bij. Een proces dat makkelijker klinkt dan het is. Deze songteksten zijn meegeleverd, uitgetypt op een oude schrijfmachine, wat eigenlijk ook een apparaat is dat je via tekst, zinnen en woorden terugbrengt naar de essentie van iets, in dit geval tekst: de letter. Bovendien een apparaat dat je confronteert met jouw feilbaarheid, want het laat meedogenloos de door jou gemaakte fouten zien.

Samsara is een album waar veel aan te ontdekken valt. Het is opgedragen aan zijn kinderen.

Kijk ook nog even naar onderstaand filmpje dat de single Tarot begeleidt en waarin 157 action figures acteren. Breuer als videokunstenaar, dat dus ook.

[28 februari 2019]

Herdenken met de melati

Bunga melati

Het hele jaar door worden Indo’s omgeven door de geur van trassi, toebroek of kajapoetieolie. Maar niet op 15 augustus. Die dag is voor de melati, de Indische jasmijn, die met haar zoet aroma de avonden in de tropen begeleidt.

Op 15 augustus mag de Nederlandse vlag weer wapperen, hoog op de stok en geen minuut halverwege. Toch vinden er overal in het land herdenkingen plaats. Deze worden massaal bezocht door voornamelijk Indische Nederlanders van alle leeftijden. Zij staan op deze dag namelijk stil bij de capitulatie van Japan, die het einde van de Tweede Wereldoorlog in Zuid-Oost Azië markeerde. Maar vooral herdenken zij de slachtoffers van de Japanse bezetting in Nederlands-Indië, want geen enkele Indische familie kwam ongehavend uit die oorlog. Het heeft wel iets propperigs, vrijheid vieren en herdenken op een en dezelfde dag. Alsof er weinig ruimte was op de nationale jaarkalender. 

Het is dus bevrijding vieren met een zwart randje. Er is dan ook in de Tweede Wereldoorlog in de archipel nogal wat gebeurd: een verloren militaire strijd tegen Japan, internering in burgerkampen, dwangarbeid aan spoorlijnen, vervoer per hell ships, krijgsgevangenschap in Japan. Toen aan dat alles een einde kwam door de capitulatie van Japan bleek de bevrijding niet eens te kunnen worden gevierd. Want de autochtone bevolking van Nederlands-Indië rook hun kans om hun eigen vrijheid te bevechten. De mensen met een Nederlands paspoort wisten toen nog niet dat zij op 15 augustus nog maar halverwege hun ellende waren.

Het is bijzonder dat er op een bevrijdingsdag op vele plekken in het land massale herdenkingsbijeenkomsten zijn. De melati is daarbij het herdenkingssymbool van de Indische Nederlanders. Deze bloem verbindt en symboliseert het gemeenschappelijk verleden. Velen dragen het kleine speldje op 15 augustus ergens op de kleding. Niet om deze dag te vieren, maar om aan elkaar te laten zien dat de schoonheid van deze bloem de pijn in de familie gestaag aan het verdringen is .

Waarom mijn moeder de visboer sloeg

Een schilderij van Natalie Ypma

Als twee van haar broers na heel lange tijd bij mijn moeder op bezoek komen, wil ik er ook bij zijn. Zulke gebeurtenissen moet je koesteren, het kan immers de laatste keer zijn. Bovendien is er een tante bij, uit Suriname!

Al snel praat iedereen over eten. Hoe kan het ook anders met twee verschillende koloniale invloeden in een kleine ruimte, met mensen voor wie lekker eten belangrijker is dan het glimmen van het bestek.

En als het niet meer over eten gaat, komt het verleden in beeld. Eerst onze eigen oude buurt: de Haagse Moerwijk, met slagerij Van Dongen, speelgoedwinkel Cuné (we zeiden vroeger Kune) en vishandel P. Keus. Ik hoor het verhaal over die keer dat mijn moeder vis ging kopen. Er was geen andere klant in de winkel en de visboer was ergens in een hoekje van de winkel aan het rommelen. Hij zag mijn moeder, een van zijn trouwe klanten, de winkel binnenkomen en dacht dat hij het zich wel kon permitteren haar van achteren een beetje aan het schrikken te maken. Mijn moeder dacht er anders over. In haar schrik en in een reflex sloeg ze in achterwaartse richting hem twee keer vol in het gezicht. Mijn moeder kan dit niet vertellen zonder erbij te grinniken; ik vraag mij af waaraan zo’n reactie ten grondslag ligt.

Maar we gaan nog verder terug in de tijd. Naar de huizen van vroeger, naar ooms en tantes die al overleden zijn en we belanden in Nederlands-Indië. Het gaat over de kloosters waar de oudste kinderen het schooljaar doorbrachten omdat er geen schooltje was in de directe nabijheid, de oorlog die uitbrak, de kampen, de bevrijding die geen bevrijding was omdat de Bersiap uitbrak. Een oom herinnert zich een transport per trein waarbij pemuda’s onderweg met bamboe spiezen door openingen van de wagons naar binnen prikten. Je was je leven niet zeker als je niet veilig in een kamp verbleef.

Dan vertelt mijn moeder een verhaal.

Ze is buiten het kamp, ze weet niet meer goed waarom, waarschijnlijk om voedsel te gaan zoeken. Een pemuda ziet haar en komt op haar af en roept tegen haar ‘nu zijn jullie van ons’. Mijn moeder is net achttien en doodsbang. Ze zet het op een rennen, de pemuda in haar spoor. Ze voelt hem steeds dichterbij komen en zoekt al rennend in haar hoofd naar een uitweg uit deze benarde situatie. Ze wordt zich bewust van de ring om haar vinger, een ring met een stevige steen. Dan, als ze zijn verhitte adem in haar nek voelt, slaat ze met haar beringde hand keihard naar achteren. Ze raakt de pemuda vol in het gezicht op de neus. Hij bloedt. Zij probeert tijdens zijn verwarring weg te rennen maar hij grijpt haar bij haar lange haren en duwt haar tegen een muur. Met zijn vrije hand veegt hij het bloed van zijn gezicht en smeert het over haar wangen, voorhoofd, kin en hals. Dan laat hij haar gaan, hij heeft haar zijn stempel gegeven.

Op een later moment, in het kamp, ziet ze hem opeens staan. Hij is er bewaker. De panische angst komt weer helemaal terug. Hij ziet haar ook en herkent haar maar al te goed. Hij loert op een moment om met haar alleen te zijn. Dan breekt dat onvermijdelijke moment aan. Hij pakt haar vast en sluit haar op in een nagenoeg donkere kamer. Ze is alleen, opgesloten. Als haar ogen gewend zijn aan de duisternis ziet ze allemaal touwen hangen. Hier word ik dus opgehangen, denkt ze. Dan komt hij binnen.Hij kijkt haar vol haat aan en drukt zijn brandende sigaret uit op haar arm.

Mijn moeder begint te snikken. Ze vraagt zich af waarom zij dit eigenlijk vertelt, zij wilde het helemaal niet vertellen.

We zeggen dat het goed is dat ze dit heeft verteld.

We beseffen dat mensen rare dingen kunnen doen, als ze opgezweept worden door anderen. Dat ze kunnen veranderen in beesten. De druk van de groep of de roep van een leider die niet goed snik is, het doet wat met mensen. We weten van onszelf niet eens of we onder alle omstandigheden onze waardigheid kunnen behouden. We zien dat mensen later spijt krijgen van hun daden, maar dan is er al iets gebeurd. Daarom kun je het maar beter vertellen, dat anderen het weten en erover kunnen nadenken.

[3 oktober 2012]

Oliver Oat: Juniper Resin

Achter de naam Oliver Oat schuilt de Rotterdamse muzikant en producer Joost de Jong. Zijn dit jaar uitgekomen debuutalbum Juniper Resin heeft hij in nauwe samenwerking geproduceerd en gemixt met Floyd Atema, die hij nog kent van de band Herrek. Dat heeft gewerkt!

Het album Juniper Resin had ik al enige maanden in huis. Het maakte bij de eerste draaibeurt meteen een goede indruk. Dat was op zich verrassend, want op het album wordt veel gebruik gemaakt van de synthesizer, een instrument waarmee ik een moeizame verhouding heb. Maar daarnaast is er ook een scala aan gitaren te horen. Ze bieden een uitgekiend tegengeluid en brengen de muziek mooi in balans. Deze rijke instrumentatie zorgt voor een prachtige presentatie van de twaalf bijzonder harmonische composities. Het geluid klinkt bovendien geweldig mooi. De kristalheldere geluidsweergave geeft nog eens extra glans aan de liedjes. Ik vermoed dat Tammo Kersbergen, die verantwoordelijk was voor het masteren, hierin een belangrijke rol heeft gespeeld. Maar het zwoegen van De Jong en Atema met de songs had natuurlijk al een ferme basis opgeleverd. Acht jaar lang heeft De Jong erover gedaan om twaalf compleet verschillende nummers tot een geheel te maken.

Mooie passages ontstaan zodra de keyboards klinken als een kerkorgel en er een suggestie van gewijde muziek met een flirt naar klassieke composities ontstaat. Op zulke momenten wordt het debuutalbum van Ars Nova bij mij opgeroepen, dat is een van de eerste elpees uit de zestiger jaren die de luisteraar op het verkeerde been zetten. Want wat die Amerikaanse jongens deden was toen ongekend. Met hun muziek en het citeren uit de late Middeleeuwen (Guillaume de Machaut) wisten zij een sfeer van ernst en poëzie te scheppen. Dat gebeurt nu ook bij Juniper Resin, dat rijk klinkt door prachtige melodieën maar tevens somber is van toon. De Jong heeft in die jaren dat hij aan het album schaafde dan ook het een en ander moeten doorstaan. Verschrikkelijke gebeurtenissen, zoals de zelfgekozen dood van zijn vader, maar ook mooie momenten, waaronder de hereniging met zijn partner en de geboorte van zijn zoon. 

Het toeval wilde dat ik een keer het album per ongeluk startte bij Open, het negende nummer. Ik raad het iedereen aan. Je hoort dat gewijde orgel, de op de loer liggende bombast met hemels gezang en de bijna naadloze overgang naar het crematorium: het titelnummer begint met flamencoklanken verspreid vanaf een ukelele en met gierende gitaren die abrupt afremmen. Is dit bombasitsch vraag ik mij af om meteen ontkennend het hoofd te schudden. Nee, deze hyperactieve klanken zijn noodzakelijk om een sfeer van waanzin te creëren. Deze muziek zit waaratje goed in elkaar! Het nummer eindigt als een kaars die uitdooft in zijn laatste vet, waarna Yes het commando overneemt en de vaart in de muziek terugbrengt. Een mooi en speels nummer, inclusief foppauze, krijg je dan te horen. Het album eindigt met de bossa nova-klanken van Lies, een nummer dat eerder geruststelt dan bang maakt.

Juniper Resin van Oliver Oat is een verrassend mooi album dat zowel een demonische sfeer oproept als een glimp van het paradijs geeft.

Carapaz wint de Giro d’Italia 2019

Foto (via NRC) van Alessandro Di Meo/AP of Luk Benies/AFP 

In de lente van 2019 won Richard Carapaz, een boerenzoon uit Ecuador, de Ronde van Italië. Deze Giro was een boeiende editie waarbij heel lang niet duidelijk was wie hem zou winnen. Totdat bleek dat Vicenzo Nibali toch niet in staat was om zijn achterstand in de bergen goed te maken. Al eerder had Primoz Roglic iets te veel tijd verloren om in de afsluitende tijdrit de Giro als winnaar op zijn palmares te kunnen schrijven. Tom Dumoulin was in de eerste week al uitgevallen, als slachtoffer van een valpartij, veroorzaakt door een ander.

Richard Carapaz (26) is een wielrenner uit Ecuador. Ecuador is een buurland van het fietsgekke Colombia, van waaruit de wielrenners als moderne arbeidsmigranten de Europese wielerploegen aanvullen. Nou ja, meer dan aanvullen. Want de laatste jaren zijn de Colombianen nadrukkelijk aanwezig in het profpeloton. In 2013 won Carapaz op indrukwekkende wijze het Panamerikaanse kampioenschap voor renners onder 23 jaar. Alleen Isaac Bolivar kon een beetje in zijn schaduw blijven met een tweede plek op een kleine twee minuten. De overige renners eindigden op lichtjaren afstand. Twee jaar later won Carapaz de Ronde van Colombia voor beloften, een etappekoers die zelden door een niet-Colombiaan wordt gewonnen. Deze aansprekende overwinning werd opgemerkt door Oscar Sevilla, een beresterke klimmer die enkele keren de Vuelta bijna won. Sevilla tipte het management van Movistar en zo kreeg Carapaz een contract in Spanje aangeboden.

Jje kunt niet zeggen dat Carapaz een kleine Girowinnaar is. Hij won immers twee etappes in deze Giro, dat maakt totaal drie met zijn overwinning van vorig jaar. In die Giro van 2018 eindigde hij al als vierde, slechts 47 seconden verwijderd van het podium. Eerder dit jaar won hij, net als vorig jaar, de Ronde van Asturias. Verder valt er niets af te dingen op deze overwinning van Carapaz. Maar het hielp hem ook wel dat Vincenzo Nibali meermaals aan het steggelen was met Roglic, waardoor Nibali eigenlijk de Giro verloor..

Nibali eindigde deze Giro op de tweede plaats. Beide keren dat Carapaz er in de bergen vandoor ging, keek Nibali naar Roglic, die er beter voor stond in het klassement. Roglic op zijn beurt keek naar Nibali, zijn grootste concurrent. De kastanjes uit het vuur halen deed geen van beiden. Ze gedroegen zich eerder als spreeuwen die wel kersen willen eten, maar geen bomen planten. Daardoor kon Carapaz zijn voorsprong gestaag uitbouwen.

Carapaz won zo met 65 seconden voorsprong de Ronde van Italië.

Swinder: Nosk

Swinder is een vijfmansband uit Groningen. Ze maken indie en/of pop en/of folkrockmuziek en zingen in het Gronings de liedjes die zanger-gitarist Bas Schröder schrijft. Met de singel Noar stad (2013) scoorden ze meteen al raak. In 2015 verscheen het goed ontvangen titelloze debuutalbum. Veel lof oogsten ze, voornamelijk in de regio, en wilden meer. Maar er sloop ook iets van een writers block in de band.

Drie jaar later pikken ze de draad weer op en duiken de studio’s in, met bijgestelde ambities en de dankbare hulp van Tim Knol. Nu lijkt de groep nationale erkenning niet nadrukkelijk na te streven en hun energie meer te richten op de inhoud van de liedjes. Het resultaat is Nosk, een gevarieerd pop- en luisteralbum met prachtige arrangementen. Ik ben er van gaan houden.

De vergelijking met Skik, uit Drenthe, ligt voor de hand. Beide bands zingen in streektaal, beheersen verschillende stijlen en brengen liedjes met een verhaal. Ook een overeenkomst is dat bij Swinder de belangrijkste rol lijkt te liggen bij de zanger-gitarist, in dit geval Bas Schröder, die de liedjes schrijft, zoals Daniel Lohues dat deed bij Skik. Ten slotte kenmerken beide bands het ontbreken van randstadstress; de liedjes bezitten een soms levendige, vrolijke noot. Het wijst ons Randstedelingen weer eens op onze waanzinnig houding: de blik op de wereld gericht, maar blind voor wat zich nabij afspeelt. De schoonheid zit ‘m in de kleine dingen dicht in de buurt.

Liedjes in streektaal is altijd wel een dingetje. De charme van de lokale klankleur moet zwaar tegenwicht kunnen bieden aan de vaak moeilijke verstaanbaarheid. Maar als je net doet of het een vreemde taal is, krijg je het alibi om alleen maar naar de muziek te luisteren. Het helpt ook als de woorden, zoals op het openingsnummer Elke dag tot de naacht op Frans lijken, een taal die ik toch al moeizaam kan verstaan. Het is een lekker poppy nummer trouwens net als het daarop volgende Nijlaand dat wel wat meer tempo heeft en het dna bezit van Snow Patrol. Op Tot de mörgen, het nummer daarna, is het of we Daniël Lohues horen, maar nu hou ik op met het maken van vergelijkingen. De liedjes doen het allemaal op eigen kracht en de vergelijkingen komen altijd neer op kwaliteit.

Wat je er bij enkele liedjes mooi bij krijgt zijn de blazers en strijkers, met arrangementen van Bas Schröder en Wouter van der Wal. Misschien herken je hierin stiekem ook de hand van alleskunner Tim Knol. Toch ook nog even Oosterpark noemen, een lied over een buurvrouw die elke dag haar eigen ding doet op dezelfde manier, telkens weer. Een portret van de onveranderlijkheid, de eeuwigheid, het stilstaan van de tijd, iets wat je dus ook positief kunt zien. Toch verandert alles om haar heen en de vraag is of dat een verandering ten goede is. Daar geeft Swinder zelf geen antwoord op. Het portretteert hoe het was, maar er is geen sprake van nostalgie. Ze doet waar ze goed in is, het creëren van sfeer en het etaleren van de liefde voor de eigen omgeving. Jongens, blijf maar lekker daar in het hoge noorden. Zo komen jullie het best tot jullie recht en kunnen wij in de Randstad heerlijk genieten van jullie fijne plaatjes.

17 mei 2019 wordt Nosk gepresenteerd in Vera te Groningen.

Hart van Holland roeimarathon

Wisselpunt bij Ouderkerk aan de Amstel

Mijn vrouw zit op roeien. Ik niet. Roeien bleek veel te moeilijk voor iemand die grote moeite heeft om instructies snel om te zetten in juiste handelingen en die ook nog eens synchroon met anderen uit te voeren. Zij heeft daar geen enkele moeite mee. Dat vind ik knap.

Pas was er een roeiwedstrijd, een estafettemarathon door het hart van Holland. Via Google Maps deelde ze haar gps-locatie met mij. Zo kon ik makkelijker besluiten om, afhankelijk van mijn eigen bezigheden, al dan niet naar een wisselplaats toe rijden. Dankzij de knappe koppen van Google kon ik dus precies zien waar ze zich op het parcours bevond. Dat heb ik geweten!

Ze vertrok ‘s ochtends vroeg met wat gezonde spanning in het lijf naar de roeivereniging. Maar onverhoopt maakte de spanning zich ook van mij meester en, hoewel het natuurlijk niet te meten valt, naar mijn inschatting in veel grotere mate dan bij haar.

Dat begon al toen ik de computer aanzette, veel te vroeg natuurlijk. Op het grote beeldscherm zag ik haar profielfoto piepklein bij de start die om 8.00 uur zou plaatsvinden. Maar om 8.30 uur was ze nog steeds bij die start, aldus Google Maps. Het baarde mij zorgen.

Eindelijk kwam er beweging in het fotootje. Het verplaatste zich hortend en stotend over het beeldscherm. De route die werd gevolgd kon ik echter niet helemaal doorgronden. Ik vermoedde dat haar mobiel, ingepakt in een waterdicht zakje en gedeponeerd in een tonnetje in de roeiboot, moeite had om continu het gps-signaal op te pikken. Toch was ik er niet gerust op.

Ik liep heen en weer door het huis tijdens mijn huishoudelijke bezigheden waarbij ik in het voorbijgaan veel te vaak een blik op het beeldscherm wierp. Het leek alsof ik door ernaar te kijken een goede afloop afdwong. Daarop was echter geen kans meer toen ik zag dat ze de verkeerde kant op gingen. De paniek sloop bij mij binnen. Ik wilde in een impuls met mijn wijsvinger de boot tegenhouden. Gelukkig stopte hij uit zichzelf en draaide om. De paniekaanval smoorde, maar bleef op de loer liggen. Want ik vond dat er maar verrekte weinig daadkracht sprak uit hun bewegingen. Het was een en al twijfel.

Ik brandde van verlangen ze te helpen. Maar hulp was natuurlijk al nabij van het team dat hen zou aflossen.Goede of foute koers, ze waren met twee teams om uit de penarie te komen. Mijn intelligente inbreng zou overbodig moeten zijn.

Ineens kwam alles weer op gang en verplaatste zij zich snel richting Woerdens Verlaat. De vaart zat er nu goed in. Ik besloot van huis te vertrekken naar Ouderkerk aan de Amstel om de roeiers bij een volgende wisselplaats te treffen. Dan kon ik ook meteen horen wat er mis was gegaan. Na  lange tijd zag ik ze daar eindelijk uitgeput aankomen en vervangen worden door drie verse roeiers. Ik kon mijn vragen op haar afvuren.

Mijn vragen werden niet begrepen. Ze keek me vorsend aan met een blik die verraadde dat zij dacht dat ik weer eens wartaal uitsloeg. Nee, alles was goed gegaan, zei ze, maar het roeien was wel zwaar. Dat laatste wilde ik wel geloven, maar bij het eerste zette ik toch een vraagteken. Een welles-nietes discussie had natuurlijk geen zin. Zeker niet nu we, door Trump, leven in een wereld vol alternatieve feiten. Niets aan de hand dus. Soit, laat maar zo.

Het kwartje viel pas minuten later toen zij haar mobiel uit de auto haalde en ik besefte dat het gps-signaal al die tijd uit de auto kwam. Ze had haar mobiel geen moment meegenomen in de boot!

Roeien, ik blijf er moeite mee hebben.

The Artisanals kwamen naar Amsterdam

Mijn vrouw en ik verkneukelden ons bij het ontdekken van weer een nieuwe band. Want als je geen topfunctie in het bedrijfsleven bekleedt of uitblinkt in een sport moet je het toch van zulke dingetjes hebben om indruk te kunnen maken op de medemens. Status, daar draait het immers om in de samenleving. Maar hoe groot of hoe klein de groep van deze early adopters was, wisten wij nog niet. Ons beeld daarvan werd continu gewijzigd tijdens onze reis op 28 februari naar een optreden van onze nieuwe ontdekking in de Amsterdamse Q-Factory.

Het ging om The Artisanals, vijf Amerikaanse jongens van overal uit de Verenigde Staten. Zij hadden elkaar in 2016 gevonden in hun gemeenschappelijke drive om aanstekelijke muziek te maken op het terrein van indie, rock en pop. Nog in datzelfde jaar trokken zij met een EP met de toepasselijke titel Literally, Anywhere de aandacht van de muziekcritici aldaar. Op 21 september 2018 verscheen zonder veel bombarie hun debuutalbum The Artisanals. Het werd al snel duidelijk dat de groep weliswaar over veel potentie beschikte maar ook een goed draaiende pr-machine ontbeerde. Aan hun optreden in Q-Factory ging karige en matige publiciteit vooraf. We moesten er diep naar zoeken.

We gingen er heen. Het zou onze eerste ontmoeting worden met The Artisanals en hun eerste met Amsterdam. De boemel bracht ons van Gouda naar station Muiderpoort met een heleboel stations ertussen.

Ergens na Woerden – Harmelen of Breukelen zal het geweest zijn – kwamen twee mannen van rond de zestig met pet op de trein in en namen naast ons aan de andere kant van het gangpad plaats. Ik rook boeren. Die geur van hooi, mest en stront, die rond de schuren en de boerenwoning hangt en door de kleren trekt als rook door een ham, herkende ik. Deze twee kwamen ontegensprekelijk van het boerenland af. Het zijn dus van die mannen die nooit naar een optreden als dat van The Artisanals zouden gaan, bedacht ik mij.

Maar ook zij stapten uit in Muiderpoort. En ook zij liepen mee in een ordeloze stoet van mensen die kennelijk allemaal dezelfde bestemming hadden. Toch was het vreemd dat naarmate we dichter bij de Q-Factory kwamen de stoet intact bleef.
Vlakbij het gebouw aangekomen zagen we heel toevallig in een geopende zijingang een grijze man met lange haar, zeiksnor en kekke schoenen om de voeten, genesteld in een stoel op zijn gemak keuvelen met twee werkmannen. Het was Johan Derksen! Groter dan mijn verrassing hem te zien, was mijn schrik. Want het zal toch niet zo zijn dat die duvelse Derksen ook The Artisanals had ontdekt? Dat zou immers dodelijk zijn voor onze zelfgenoegzaamheid.

We liepen enigszins ongerust verder de hoek om naar de ingang. De twee boeren liepen nog steeds in gelid met ons mee. Zouden ook zij…? Het moest niet gekker worden.

Het was druk in Q-Factory, te druk voor zo’n onbekend bandje als The Artisanals. Hier klopte iets niet. Maar een paar tellen later werd duidelijk wat die drukte veroorzaakte. Er bleek ook een grote zaal te zijn en daar stond een theatervoorstelling op het programma, de show van Johan Derksen met de titel Keeps the Blues alive. Toen viel alles op zijn plaats: boeren, blues, Johan Derksen. De hele meute was op die theatershow afgekomen!

Voor het optreden in de kleine zaal was nauwelijks belangstelling. Een halve man en een paardenkop is de uitdrukking die je dan tegenkomt in recensies. Waar voor je geld is weer een andere en die was nog beter van toepassing. Want veel of weinig publiek, het deerde de band niet. Zij speelden met veel plezier hun pakkende rock met fijne hooks en richtte zich tussen de nummers door tot het publiek alsof wij een menigte vormden in een grote arena.

Wij, de afvaardiging uit Gouda, maakten daar gelukkig deel van uit en waren heel waarschijnlijk de enigen in die zaal die van buiten Amsterdam kwamen. Want die paar andere toeschouwers waren natuurlijk lokale Amsterdammers die een avond niets te doen hadden. Ik besefte toen dat wij in de ogen van die Amsterdammers, zelfverklaarde wereldburgers, ongetwijfeld als boeren gezien zouden worden. Wij waren geen boeren, dat waren die twee mannetjes met petjes die naar de show van Johan Derksen gingen. Maar ach, wat doet het er toe.

Boeren, ik vind het een mooie geuzennaam.

The Artisanals zijn:
Johnny Delaware – gitaar
Clay Houle – leadgitaar
Eric Mixon – bas
Nick Recio – drums
Ian Klin – keyboards