Door een onplanbare reeks van gebeurtenissen beschikken wij ineens over een vouwwagen. Eigenlijk overkwam het ons. Voor ons is daarmee opnieuw een kampeertijdperk aangebroken, met nieuwe existentiële vragen zoals: wat voor kampeerders willen we op deze leeftijd nog zijn en op wat voor campings gaan we dat in praktijk brengen?
We hebben inmiddels aan twee korte verblijven op boerencampings kunnen ruiken. We ontdekten dat in twintig jaar tijd de groeiende welvaart en de toegenomen behoefte aan luxe de wijze van kamperen aanzienlijk heeft veranderd. Ons overrompelde het beeld van witte caravans en campers in keurige rijtjes, met grote voortenten en een elektriciteitsbehoefte die concurreert met dat van een data center. We zagen een joekel van een camper aankomen rijden, met achterin een heuse kelderruimte waarin tuinmeubels en elektrische fietsen stonden opgeslagen. Televisieantennes her en der wezen erop dat de mensen het precies zo als thuis willen hebben. Alle kampeerplekken beschikken over water en elektriciteit, een verhard stukje grond en vaak ook nog een aansluiting op het riool.
Waar zijn de tenten met scheerlijnen, stormriemen en vogelpoep op het doek toch gebleven? Ziet men in het kamperen eerder ontberingen dan een oefening in eenvoud, begeleid door vogelengezang in de morgen en een kikkerkoor in de avond? Wil men niet voor eventjes de pyramide van Maslow afdalen? Koppige puriteinen vind je alleen nog maar op schaarse paalkampeerveldjes, maar die zijn net iets te spartaans voor ons.
Met ons vouwwagentje passen wij eigenlijk nergens bij. Wij zijn kampeerders die niet willen bukken. Maar elektriciteit hebben we niet per se nodig en dat je je telefoon dan niet kan opladen zien we eerder als een stimulans om er zo lang mogelijk van af te blijven dan als een groot gemis. Voor ons hoeft het allemaal niet zo georganiseerd en geregeld, want dat kan soms doorslaan. Zoals die keer dat het licht op het toilet uitging omdat er kennelijk een standaardverblijfstijd werd overschreden. Dat overkwam mij op een camping waar ze oplaadbare pasjes gebruiken waarmee je warm water bij de kraan kunt kopen. Daar ook ging de slagboom alleen open als de boerin op een knopje drukte en dat is dus alleen de eerste keer, bij aankomst. Terug werkte het wel automatisch. Ze zien je liever gaan dan komen, lijkt het dan.
We zochten rustige campings. Eentje werd aangeprezen als ‘uitermate geschikt voor de vijftigplusser die van rust houdt’. Dat spreekt ons aan. Maar willen wij bij nader inzien wel op een camping waar iedereen hetzelfde is en hetzelfde doet, waar je in de washokjes gekuch en gerochel om je heen hoort en waar de mensen overdag op hun elektrische fietsen een uitgezette anwb-route af gaan werken? We schrokken wel een beetje van deze eenvormigheid.
Misschien een volgende keer toch maar een groene minicamping uitkiezen waar voornamelijk tentkampeerders komen? Of juist het tegenovergestelde, een grote familiecamping waar alle generaties door elkaar verblijven als afspiegeling van de samenleving. Liefst zonder betutteling.