Leo Blokhuis heeft geen literaire ambities, vertelde hij onlangs bij de presentatie van zijn roman Blauwe zomer in boekhandel Paagman te Den Haag, de beatstad van weleer en bakermat van de indorockbandjes. Mooi zo, dat onderwerp kan dus afgevinkt worden waardoor alle aandacht zich kan richten op de vertelling. Die is alleszins de moeite waard! Het gaat uiteraard over muziek, de opkomst van de rock ‘n’ roll in Nederland, maar daarnaast ook over vriendschap. Twee jongeren zijn de hoofdpersonen in het verhaal: Johan, de Hollander, en Chris, de Indo.
Blokhuis kennen we van zijn liefde voor popmuziek in een heel brede betekenis. Als je naar het personage van Johan kijkt met Blokhuis in je achterhoofd dan begrijp je dat liefde te zacht is uitgedrukt. Het is pure passie en deze passie bracht Blokhuis in een zoektocht van de popmuziek via de beginperiode van de rock ‘n’ roll in Nederland naar de indorock en daardoor onvermijdelijk naar de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Zij verhuisden na de Tweede Wereldoorlog al dan niet gedwongen op tjokvolle boten naar Nederland. Het is een geschiedenis die hij nauwelijks kende en waarin hij geleidelijk getrokken werd. Gesprekken met betrokkenen scherpten voor hem het beeld; de mens achter de indo(muzikant) zag hij steeds helderder. Hij wist nu dat de hongerwinter die hij wél kende van de geschiedenisles maar moeizaam te vergelijken was met de ontberingen van de (Indische) Nederlanders in de jappenkampen. Hij hoorde ook over de Bersiap. Het leidde er toe dat hij over indorock geen non-fictieboek schreef maar dat hij een verhaal vertelde over het wel en wee van de Rocking Blue Boys, een indorockbandje. Eigenlijk vertelt hij twee verhalen, want naast het Indische verhaal van Chris komt ook het verhaal van Johan over zijn ontworsteling aan het strenge protestantse geloof thuis aan bod.
Het zijn geen onbekende thema’s in de literatuur. Hier zijn ze vervlochten tot een verhaal over de ontwikkeling van een rock ‘n’ roll-band. Het siert Leo Blokhuis dat hij zich oprecht geïnteresseerd en verdiept heeft in het Indische verhaal: het vertrek uit het moederland, de aankomst in Nederland, de opvang in contractpensions, het moeten werken onder je niveau en de integratie in de Nederlandse samenleving. Het is om die reden een beetje flauw dat Moesson, hét blad voor de Indische gemeenschap, in een zure bespreking juist de behandeling van deze trits als clichématig afdoet. Wat nou clichématig? De stille klacht van vele Indische mensen is juist dat deze gebeurtenissen nauwelijks bekend zijn bij hen die geen enkele band hebben met voormalig Nederlands-Indië.
Natuurlijk vertelt Blauwe zomer nog veel meer. Als je voorbij de persoonlijke sores van de twee vrienden kijkt, zie je een mooie vertelling over twee mensen in een belangrijke fase van hun leven. Hoe ze zich vrij maken van hun ouders en proberen op eigen benen te staan en verantwoordelijkheid te dragen. Het is ook een vertelling met een een bijzonder slotakkoord. Na dat verrassende einde ontdek je pas goed de samenhang tussen enkele schijnbaar losse gebeurtenissen. Het boek eindigt zo op dezelfde manier als, om een vergelijking met de popmuziek te maken, het grillige White Album van The Beatles afsluit met het verrassend lieflijke Goodnight. Met Blauwe zomer laat Leo Blokhuis een mooie proeve van inlevende vertelkunst zien!