The Last Exit – Still Corners

Het is als toverspel op The Last Exit van Still Corners. Ze klinken als een band maar zijn een duo. Tessa Murray levert haar stem en Greg Hughes bespeelt alle instrumenten. Samen vormen ze een compleet team, zoiets als voetbalclub VVV. Denk daar Murray in de rol van spits Giakoumakis en Hughes in die van alle andere spelers. Op de bühne staan anderen ze bij.

Murray’s schoonheid hypnotiseert, maar ook het fonkelende gitaarspel van Hughes. In de liedjes wordt Murray voortdurend omsingeld door een vracht aan gitaren die uit alle hoeken tevoorschijn lijken te komen. Het geeft het album een relaxte sfeer, je wilt wegduiken in een bioscoopstoel, want onwillekeurig komen ook beelden op van Wim Wenders film Paris Texas.

Je kunt deze muziek gerust verstrooiende indie noemen. Zelf noemen ze hun sound desert noir. Je vangt nu eens een fragment op à la The Cure, dan weer als van Ry Cooder of van die gitarist van Chris Isaak. Maar ook, door de omfloerste stem van Murray, van Mazzy Star. Luister zelf maar zonder je om een etiket te bekommeren. The Last Exit is een album dat naar warme dagen doet verlangen.

Blue Herons – Karl Blau & The World of Dust

Thuiskomst – Ida Gerhardt

Kort geleden maakten wij een wandeling langs de Lek. Lopend over de dijk vingen wij een stevige wind. In de polder hadden wij een uur eerder al een bui over ons heen gekregen. Het deerde ons niet. Het verlangen naar ruimte en lucht won het van deze onbeduidende ontberingen. 

We naderden Schoonhoven, ons begin- en eindpunt. Links van ons schoven schepen geruisloos voorbij.  Rechts van ons ontdekten wij verrassend een uil. Hij zat rustig op het dakje van een kleine schuur, het was net of hij de boten telde. 

De uil, de geruisloos voorbij glijdende schepen en de stad aan het water, ik moest aan Ida Gerhardt denken. Waren we een tiental kilometers zuidelijker gaan wandelen, dan heette de rivier de Waal en was de stad Gorinchem, haar geboorteplaats. Ida Gerhardt breng ik altijd in verband met het water. Geboren in Gorkum, getogen in Schiedam, aan de Nieuwe Waterweg. Ook woonde zij in Kampen, waarlangs de IJssel stroomt, en in Eefde, aan het Twentekanaal.

Het weidse water was voor Gerhardt altijd nabij. Daardoor kwam het als decor voor in enkele van haar gedichten. Zoals in het gedicht Thuiskomst, waarin zij de verstilde  en rustieke sfeer bij het ouderlijk huis schetst: een roodborstje dat nestelt bij de vlier, zwaluwen die langs scheren, een schip dat traag voorbij zeilt.

Toch heeft zij ook enige tijd in Bilthoven gewoond, ver van het water, op de Utrechtse Heuvelrug. Ook al was dat langer dan een halve eeuw geleden, iemand laat altijd sporen na. Maar je moet er wel open voor staan. Haar verblijf moet voelbaar zijn geweest voor Stefan Breuer (The World of Dust), die enkele jaren geleden naar dit plaatsje verhuisde. Hij stuitte er op haar gedicht Thuiskomst toen hij inspiratie zocht voor een nieuw lied. Het gedicht hielp hem bij het componeren van de song The Life of Gods

Dit lied staat nu op een single, een zogenaamde split 7”, waar op de andere kant een nummer van de Amerikaanse zanger Karl Blau staat. Breuer en Blau kennen elkaar.  Karl Blau ken ik ook. Ik zag hem een keer optreden tijdens het festival Take Root (2016). Hij was getooid met een cowboyhoed. Desondanks was hij innemend. Blau bleek een sympathiek mens te zijn en over een goede stem te beschikken.

Blau groeide op op het voormalige eiland Samish, dat Nederlanders ergens in de negentiende eeuw hadden ingedijkt om landbouwgrond te winnen. Het werd zo een schiereiland, verbonden met het vasteland van de staat Washington en wel op zo’n manier dat het van bovenaf het beeld geeft van een reiger.

Je geboortegrond, je woonomgeving en de beelden die ze oproepen, het gaf de naam aan deze single van Stefan Breuer en Blau: Blue Herons.

Het bovenstaande beseffend en daaraan toegevoegd de wetenschap dat Stefan Breuer een enthousiast collagekunstenaar is, die ook de hoes van Blue Herons heeft ontworpen, dat Slighty Salted, de bijdrage van Karl Blau, een aanstekelijke song is die een hommage verwoordt aan zijn voormalige thuisomgeving en dat The Life of Gods, de song van Stefan Breuer, een bijzonder lied is over zowel zijn oude als zijn nieuwe woonomgeving, en dat de geest van Ida Gerhardt een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het lied, dit alles maakt van de split 7” single Blue Herons van Stefan Breuer en Karl Blau een unieke muziekuitgave.

https://tinyroomrecords.bandcamp.com/album/blue-herons

Copperhead County rockt southern op debuutalbum Brothers

Continental Europe CECD 87

De eerste akkoorden van het album Brothers zetten je heel even op het verkeerde been. Je herinnert je ineens Last Train to Clarksville van The Monkees, een kunstmatige muziekgroep uit de late zestiger jaren. Maar de band die je hier bezig hoort is echt en de trein voert je niet naar Clarksville maar zuidelijker: naar staten als Georgia en Alabama. Dit is het terrein van de Southern Rock, een muziekstijl die stevig leunt op dominante gitaren en gruis klinkende zang. Het is muziek die gemaakt wordt door stoere bands als Lynyrd Skynyrd en The Allman Brothers, waarbij lang haar een noodzakelijke voorwaarde lijkt om het te kunnen maken. Al deze kenmerken zijn van toepassing op Copperhead County, een nieuwe band van Nederlandse bodem. 

De fundamenten van het geluid van Copperhead County worden gevormd door Robert van Voorden (gitaar) en Jordy Duitscher (orgel), die de band hebben opgericht. Corvin Silvester is als zanger onmisbaar. In zijn zang vindt hij de juiste balans tussen zingen en schreeuwen. Sinds kort maakt Marja Boenders deel uit van het gezelschap op bas. Ze verrichtte al eerder hand-en-spandiensten als achtergrondzangeres. Alex Stolwijk drumt.

Het debuutalbum Brothers van Copperhead County verscheen in 2020 en het leed meteen zwaar onder de beperkingen van het coronavirus. Niets was meer mogelijk. Geen albumpresentatie en geen optredens, terwijl je als nieuwe band enthousiast in de startblokken staat. Is er iets frustrerender dan een uitgestelde eerste keer?

De tien nummers op Brothers vormen tezamen een interessant debuutalbum. De kwaliteit is constant, alle nummers komen uit eigen koker. Voor de ouderen onder ons zal het geluid vertrouwd klinken, een houvast in deze onzekere tijd. Maar met nostalgie heeft het niet te maken, wel met een voortzetting van de goede dingen uit het verleden. Alleen het nummer Wide Plains heeft iets met nostalgie te maken, het hunkeren naar een tijd die voorbij is. Het is een uitzondering op het album, mede door het lang volgehouden akoestische geluid.

De gitaar van Robert van Voorden is dominant. Daar is niets mis mee, hij verstaat zijn vak. Het orgel houdt zich behoorlijk gedeisd, het biedt mandekking aan de gitaar. Maar je hoopt op een stiekeme uitbraak, zoals dat op Pacific Street even gebeurt. Je wil meer, à la Bill Payne bij Little Feat of dichter bij huis Pascal Lanslots bij Phil Bee’s Music. De achtergrondzangeressen zingen met verve hun partijen, ze zitten wel iets verstopt in de productie. Ik stel mij zo voor dat het geluid live nog beter tot hun recht komt. Dat wordt geheid een feestje waar carnavalvierders hun vingers bij aflikken. Maar ach, laat eerst maar die corona van de voorgrond verdwijnen. Zo lang dat nog niet gebeurt, moeten we ons in onze thuisisolatie vermaken met de studioversie van Brothers. Dat is geen straf hoor, maar een troost.

Lievelingsnummer is Brothers. Not Even the Wind is trouwens ook niet te versmaden. En zeker weten, bij een volgende draaibeurt doemen er weer andere favorieten op!

Lopende zaken – PLAN_D

Fijne momenten zijn het, die keren dat je met een blanco geest en een onbevooroordeelde houding een album opzet en bij de eerste klanken (en woorden!) al verrast wordt door de sound van een band. Het is als een blind date die onverwacht goed uitpakt. Daar draagt ook de klankkleur van de liedjes die voorbij komen aan bij. Het is een verdienste van Da Goose Mastering, dat erin slaagde de liedjes qua sound mooi en samenhangend te laten uitkomen. Voor al het andere, niet alleen tekst en muziek, maar ook productie en mix, is PLAN_D zelf verantwoordelijk. PLAN_D is een nieuw muziekproject bestaande uit routiniers uit de contreien van Deventer.

Het is niet alleen de muziek die overtuigt. Ook de teksten zorgen voor een prima balans tussen muziek en tekst. Luister naar de eerste woorden

 “ik heb vaak geprobeerd mijn zorgen te verdrinken
maar ze zwemmen veel te goed”

en je weet dat de schrijver zich niet hoeft te schamen voor zijn werk. Hier is een ambachtsman bezig, iemand die vaardig is met taal. De woorden zijn van de hand van Bert Hermelink, die liedjes schrijven in een ver verleden al deed bij Toontje Lager (Stiekem gedanst). Ze worden gezongen door Kim Pol, wier stem bij de eerste kennismaking doet denken aan die van Maaike Ouboter. PLAN_D rockt echter meer. Deze muziek zal het meer dan in het theater goed doen op het poppodium. 

In de muziek zijn de hoofdrollen weggelegd voor het melodieuze toetsenwerk van Bert Hermelink en aangenaam klinkende gitaren. Reggy Langkun is de gitarist van de band, maar er doen op enkele nummers ook gastgitaristen mee. Met name de bijdragen van Tom Veltien op twee nummers zijn zeer de moeite waard. Het gezelschap, met Koos Lonis op bas, klinkt ervaren en goed ingespeeld. Toch gaat het hier om een debuut. De muzikanten beschikken echter over ruime ervaring in diverse muziekformaties met uiteenlopende stijlen. 

PLAN_D is een geslaagd muziekproject geworden dat hopelijk niet eenmalig een album uitbrengt.

De Liefde is de Eerste Wet – Broeder Dieleman

Als ik aan Broeder Dieleman denk, zie ik onder mijn hersenpan verschijnen een ranke Zeeuw die op blote voeten door kreken waadt of op klompen over polderpaden struint om het contact met streekgenoten te zoeken. Hij vindt ze en luistert vervolgens geboeid naar hun verhalen over zonderlinge schepsels of het werken op de akker in de vette klei. Ik zie een artiest in mijn gedachten die het wisselen der getijden begeleidt op zijn banjo, als hij toevallig eens geen patronen knipt uit gekleurd knutselpapier, zoals Jan de Prenteknipper dat placht te doen en aan wiens knipsels de albumtitel schatplichtig is. Dergelijke romantische gedachten heb ik bij deze man, die liedjes schrijft met als inspiratiebron zijn geboortegrond. Toegegeven, er is bij mij sprake van broederliefde, ik ben een bewonderaar. In het echte leven zal hij ongetwijfeld onuitstaanbare momenten hebben, schulden maken en sombere periodes kennen. Net als wij is hij misschien een onromantisch kantoormens, die elke dag zijn boekhoudkunsten verricht voor een hogere baas en ‘s avonds bij een kop koffie naar het journaal van acht uur kijkt. 

Op zijn nieuwe album De Liefde is de Eerste Wet komen in dertien liedjes beide versies van broeder Dieleman voorbij. De liedjes van Dieleman versie 1 zijn sfeervolle schetsen met mooie teksten over riet dat wuift en boten die je naar de overkant brengen. Het zijn liedjes die je op grond van jarenlange broederopvoeding kunt verwachten. Bij Dieleman versie 2 hoort een aantal persoonlijke, althans daar ga ik vanuit, liedjes. Wat kun je anders denken bij een titel als Driftig mens? Dat lied zal niet over zijn vrouw gaan. Er komen wel meer autobiografische flarden tekst voorbij. Het zijn allemaal liedjes die beschrijven en vertellen en – zo je wilt – aanzetten tot nadenken. Prima werk wederom, deze dozijn plus een liedjes, op zijn minst een continuering van het hoge peil van zijn werk. Maar misschien heeft broeder Dieleman de lat toch weer een stukje hoger gelegd. 

Het album klinkt zonder opsmuk. Luister naar Janine van Osta. Zij zingt zonder franje. Alle registers opentrekken, dat is iets voor de showprogramma’s, talentenjachten, voices of enz. Dit is haar stem, schoon aan de haak. Zoals een pond precies 5 ons weegt, geen grammetje meer maar ook niet minder. Het geldt ook voor de muziekinstrumenten. Ze klinken zoals ze moeten klinken, zonder  effectbejag, kaal in een gunstige betekenis. Hierin merk je de hand van – denk ik – Pim van de Werken, die altijd een specifiek broeder Dielemangeluid weet te bereiken. Zo sober als Jakobsladder klinkt, met alleen die banjo, bas en drums, dat volstaat! Op sommige liedjes ontstaat een americanasound, ook al is zo’n omschrijving vaag en is de muziek van broeder Dieleman moeilijk in een genre te plaatsen. Echter in alle gevallen zijn de liedjes puik.

Broeder Dieleman heeft het weer helemaal voor elkaar met dit fonkelnieuw album, waar iemand met smaak, ook al is het slechts een ietsiepietsie, niet omheen kan. Dus.

Mischa Porte, drummer

“Hout resoneert meer met de ketel”

foto’s: Victor van der Griendt, www.mcklin.nl

Drie maal in een maand tijd zag ik hem drummen. Dat vond ik al bijzonder. Maar ook dat hij met zo veel plezier speelde en enthousiast meezong. Dus speurde ik het internet af om uit te pluizen wie toch die drummer was die in alle bands leek mee te spelen. Wie was die man die met zijn brushes muzikale accenten legde en die als een meesterschilder met goed geplaatste penseelstreken de finishing touch aanbracht op het paneel geschilderd door zijn collega’s? Ik speurde en kwam tot de ontdekking dat hij zelfs in mijn huis aanwezig was, op het prachtige debuutalbum Through My Eyes van Mariecke Borger. Toeval? Aanleiding om de man achter de Slingerland Rolling Bomber te leren kennen!
Als je praat met Mischa Porte gaat het al gauw over spanblokken, spanranden, lugs en de Rolling Bomber. Maar vooral over de muziek die hij maakt met anderen, zoals recentelijk met Marten de Paepe en met Wooden Saints. Met de laatsten staat hij in januari 2014 op Noorderslag.

“Met Wooden Saints speel ik sinds kort mee. Na de opnames van You Were The One Who Volunteered stapte Julian du Perron uit de band en belde Viktor van Woudenberg mij op om te vragen de drumkruk over te nemen.
Wooden Saints is een erg bijzondere club. Naast de mooie liedjes staan we met zijn tienen op het podium. Dat maakt het leuk om naar te kijken, omdat er altijd ergens wel iets gebeurt. Maar de daadwerkelijke kracht zit ‘m denk ik in het feit dat we met zijn tienen de liedjes erg goed kunnen brengen. Alle betrokken muzikanten zijn zich bewust van de anderen, luisteren continu naar wat er om hen heen gebeurt en anticiperen daar ook op. Het is dus een groot geluid, zonder dat er veel wordt gespeeld.
Ik denk dat Noorderslag erg belangrijk wordt. Wat we merken met het nieuwe album en de reacties om ons heen, ook van collega’s, is dat er wel een soort buzz gaande is. Nu gebeurt dat wel vaker bij bands, maar het blijft altijd afwachten of dat uiteindelijk ook uitkomt. Noorderslag kan een doorslaggevend moment zijn. Als je daar goed speelt en de juiste mensen komen kijken, heeft dat enorme gevolgen voor de boekingen in het jaar daarop.”

Mariecke en de andere Borgers
“Het spelen met Mariecke is, net als met de rest van de familie Borger, erg fijn. Ik ken ze allemaal al lang. Op de middelbare school in Ermelo kwam ik bij Jesse in de klas en speelden we samen in de schoolband. Ik herinner me nog hoe het was om de eerste paar keren bij ze thuis te komen. Ik was enorm onder de indruk van hun muzikaliteit. Het was een tweede natuur voor ze, en dat is het nog altijd.
Johan heeft lang zelf gedrumd, ook op de eerste opnames van Johan en Mariecke. Toen ze het live wilden gaan uitvoeren ontstond er het drummerprobleem, Johan moest immers zingen en gitaar spelen. Ze hebben mij toen gevraagd om mee te spelen. Dat was toen ik een jaar of 14 was.
Johan is ook degene die mij voor het eerst brushes in mijn handen drukte. Dat heeft enorm veel betekend voor het verloop van mijn drummersbestaan. Net als bij Marten de Paepe vergroeide ik met de familie. We hadden onze eigen muzikale vriendenkring, dus daar speelden we dan ook alles mee.
De sfeer tijdens de opnames van Marieckes album was daardoor erg ontspannen. Geen spannend studiogedoe, maar met zijn vijven in de voor ons zo bekende huiskamer. We kenden elkaar goed, hadden al veel gespeeld en hoefden dat alleen nog maar vast te leggen op plaat. Ik kan niet wachten op de volgende.”

René van Barneveld
“René leerde ik kennen als docent op het conservatorium. Op een goed moment werd hij gevraagd om wat te spelen op het Guitar Matrix festival in Amsterdam. Hij was ook al gevraagd om met Sjako! daar te spelen en moest dus iets anders bedenken. Hij heeft mij toen gebeld en legde zijn ideeën uit. Ik voelde me uiteraard vereerd.
We hebben een paar keer wat doorgenomen in de oefenruimte. Inmiddels hebben we vier maal live gespeeld. Het meeste materiaal is gebaseerd op thema’s van o.a. Ry Cooder, waar we ons doorheen improviseren. Dat is altijd spannend, omdat we zelf van tevoren ook niet weten wat we gaan spelen. We moeten elkaar dus continu uitdagen om het interessant te houden voor het publiek en onszelf.
Na het Guitar Matrix festival vroeg Jack Pisters ons om ook te komen spelen tijdens het Amsterdam Electric Guitar Heaven, een gitaarfestival van een week lang in Amsterdam. Ter promotie daarvan zijn we toen bij Vrije Geluiden. De respons daarop was enorm. Ik krijg nog vaak reacties op dat optreden.”

Het verhaal in het liedje
“Ik ga er bij het spelen van muziek van uit dat de schrijver en/of zanger iets wil overbrengen. Dat kan van alles zijn: een ervaring, een vraagstuk. Jan Borger benoemt het mooi met met woord urgentie. Veel liedjes ontstaan vanuit een urgentie; iemand moet iets kwijt. Zolang die urgentie er is, al gaat het over een boterham met kaas die iets bij je losmaakt, heb je de basis voor een goed verhaal en een goed liedje.
Mijn taak is om die urgentie ten eerste te begrijpen en vervolgens te ondersteunen of versterken.
Enkele van mijn favorieten van de afgelopen jaren, waar ik op mee mocht spelen zijn Mariecke Borgers Don’t be Afraid, Johan Borgers Only Telling What I Know, Front Door van Yori Swart en Marten de Paepes Off the Pedestal.”

Het begin: een Afrikaanse trommelclub
“Ik ben thuis niet bijzonder muzikaal opgevoed. Mijn moeder heeft in het verleden piano en gitaar gespeeld. Dat was op hobbyniveau en dat deed ze volgens mij niet meer toen ik geboren werd. Mijn vader heeft nooit een instrument bespeeld, maar was wel een groot liefhebber van muziek. Hij was grafisch vormgever en had dus wel een creatieve, eigenzinnige geest. Hij heeft me van jongs af aan veel naar concerten van Jan Akkerman meegenomen. Mijn eerste keer toen ik een jaar of zes was. Dat vond ik fantastisch! Verder kwam er veel Kula Shaker, BJ’s Pawnshop, The Black Crowes, Skik en Suede langs. Het zat allemaal in de iets hardere gitaarhoek dus. Het was dan ook niet gek dat ik in mijn puberteit een stapje verder ging richting metal. Mijn eerste bandje was dan ook een metalbandje.
Mijn ouders hebben me altijd enorm gestimuleerd.
Wat erg belangrijk is geweest is dat mijn moeder rond mijn zesde levensjaar aan me vroeg of ik bij een Afrikaanse trommelclub wilde in Ermelo. Daar heb ik tot mijn vijftiende meegespeeld en dat is enorm belangrijk geweest voor mijn muzikale ontwikkeling.
Toen ik richting het eind van mijn middelbare schooltijd bedacht dat ik naar het conservatorium wilde, hebben mijn ouders me vanaf het begin geholpen en gestimuleerd. Mijn vader was altijd erg trots, net als mijn moeder. Dat vind ik te gek!”

De grote voorbeelden
“Er zijn veel drummers waardoor ik geïnspireerd ben, maar twee springen er voor mij uit. Dat zijn Jay Bellerose en Brian Blade.
Jay Bellerose is o.a. bekend van zijn werk met Ray LaMontagne en veel producties van T-Bone Burnett en Joe Henry.
Brian Blade is o.a. bekend van zijn werk met Wayne Shorter, Emmylou Harris, Joni Mitchell en de Canadese producer Daniel Lanois. Ik heb nog nooit iemand gezien die zo impulsief en dynamisch speelt als hij. Werkelijk elke noot komt uit zijn tenen.”

De Slingerland Rolling Bomber

“Mijn eerste kennismaking met de Rolling Bomber was in 2008. Ik was bij een concert van Ray LaMontagne in de Melkweg. Jay Bellerose speelde met hem mee op zo’n Rolling Bomber. Ik had nog nooit zoiets gehoord. Ik kon bijna niet geloven dat de klank van de drums die ik hoorde daar live ontstond. Het was een fantastisch concert, met als gevolg dat ik ook zo’n set moest hebben. Ik wilde die klank tot m’n beschikking hebben!
Bijna twee jaar lang heb ik gezocht naar een Bomber. Uiteindelijk vond ik een man in Canada die er een te koop had. Ik werd gek toen ik het zag en heb hem gelijk gemaild!
Het speciale aan de Rolling Bomber is dat de spanblokken en spanranden van hout zijn gemaakt. Het ontstaan van deze houten hardware heeft te maken met de Tweede Wereldoorlog. Tussen 1942 en 1945 was er een beperking vanuit de Amerikaanse overheid op de hoeveelheid metaal die gebruikt mocht worden voor de productie van o.a. muziekinstrumenten. Als gevolg hiervan moesten Slingerland en andere drumfabrikanten hun product aanpassen. Slingerland besloot om de lugs en spanranden van hout te gaan maken.
Dit heeft een grote invloed op de klank. Hout is minder hard en stug dan metaal en resoneert daardoor meer met de ketel. Het gevolg is een warmere klank, met meer activiteit in het mid en laag. In mei 1945 werd de beperking door de overheid weer opgeheven en is Slingerland weer overgestapt op metalen hardware.
De spanblokken en randen werden, net als de ketels, compleet met de hand gemaakt. Het ijzer konden ze gieten, maar alle spanblokken zijn met de hand geschaafd.
Inmiddels ben ik alweer twee jaar de trotse eigenaar en heeft die set enorme invloed gehad op mijn spel en carrière. De bijzondere klankeigenschappen doen je anders spelen. Je moet, vergeleken met het spelen op andere drumsets, anders slaan op de trommels om een mooie klank te produceren. Het is dus compleet tweerichtingsverkeer: het drumstel werkt voor mij, maar ik moet ook werken voor het drumstel. Het is dus meer dan een potje trommelen wanneer ik op mijn Bomber speel, het is een uitdaging om het drumstel zo mooi mogelijk te laten klinken. Je kan wel spreken van een beetje liefde.”

Favorieten
“Ray LaMontagne staat erg hoog op mijn lijst. Net als Ryan Adams. Misschien nog wel belangrijker voor mij is Daniel Lanois, zowel het door hem geproduceerde werk als zijn solo-albums. Verder luister ik veel naar The Band, Joe Henry, Gillian Welch en veel door T-Bone Burnett geproduceerde albums. Misschien is mijn favoriete album wel Raising Sand van Robert Plant & Alison Krauss.
Momenteel luister ik veel naar Patty Griffins American Kid en Buddy Millers Majestic Silver Strings. Die komen allebei wel een paar keer per week voorbij.”

Beroepsmuzikant
“Ik kan inmiddels leven van mijn bestaan als drummer. Zoals in elk werkveld, kost het jaren van investeren om iets moois op te bouwen. Een mooi leven blijft belangrijker dan een mooie bankrekening, maar het zou waanzinnig zijn als ik uiteindelijk een paar kinderen kan voeden met m’n drummen. Maar gelukkig hoef ik me daar nu nog niet druk om te maken.”

www.mischaporte.com

Dit interview is eerder (4 december 2013) op Ingeplugd.nl gepubliceerd.

The World of Dust: Samsara

Samsara is de naam van het nieuwe album van The World of Dust. Leuke titel vond ik, een samentrekkinig van Sam & Sara bedacht ik in een lollige bui. Zo duidt het op een koppel en dat klopt ook, want The World of Dust is hier een verbond van Stefan Breuer met Todd Tobias. De rollen in deze verbintenis zijn haarscherp verdeeld. Tobias bespeelt alle instrumenten waarbij Breuer zich deze keer beperkt tot zang. Dat doet hij kwetsbaar en kaal waardoor het lijkt alsof hij in zijn blootje staat. Hij heeft niets te verbergen, speelt open kaart en neemt de luisteraar mee in zijn overpeinzingen, twijfels en gedachtenspinsels. Voer voor zielenvorsers zou je kunnen zeggen. Misschien is dit – het spelen met onzekerheden – ook de rode draad door dit nieuwe album.

Het is natuurlijk geen toeval dat Samsara een begrip is in het boeddhisme. Het geeft de cyclus van (wedergeboorte) en dood aan. Maar dichter bij huis betekent het ook de stoffelijke wereld(!), het dagelijks leven waarin het nirwana nog niet is bereikt en waarin je soms worstelend dat probeert te bereiken. De weg naar het nirwana is lang, zeker als je nog maar net bent geboren. Welcome, het eerste nummer, begint met een betoverend mooie intro en is een ode aan de boreling. Voilà, het begin van een levenscyclus waarna Samsara zich ontwikkelt tot een album vol levensvragen en dubbele lagen die ik lang niet altijd door heb. Maar dat hoeft ook niet, want het gaat ook om de muziek. Die bestaat uit dertien miniatuurtjes die door Todd Tobias nauwkeurig in elkaar zijn gezet en mede zorgen voor de contemplatieve sfeer. Een enkele keer klinkt het kaleidoscopisch en dat past goed bij Stefan Breuer, die niet alleen muzikant, componist, platenlabeleigenaar en producer is, maar ook collagekunstenaar; een creatieve adhd’er als het ware.

Die muziek was er trouwens eerder. Tobias stuurde ze op, Breuer schaafde er minutieus aan en schreef er de tekst bij. Een proces dat makkelijker klinkt dan het is. Deze songteksten zijn meegeleverd, uitgetypt op een oude schrijfmachine, wat eigenlijk ook een apparaat is dat je via tekst, zinnen en woorden terugbrengt naar de essentie van iets, in dit geval tekst: de letter. Bovendien een apparaat dat je confronteert met jouw feilbaarheid, want het laat meedogenloos de door jou gemaakte fouten zien.

Samsara is een album waar veel aan te ontdekken valt. Het is opgedragen aan zijn kinderen.

Kijk ook nog even naar onderstaand filmpje dat de single Tarot begeleidt en waarin 157 action figures acteren. Breuer als videokunstenaar, dat dus ook.

[28 februari 2019]

Oliver Oat: Juniper Resin

Achter de naam Oliver Oat schuilt de Rotterdamse muzikant en producer Joost de Jong. Zijn dit jaar uitgekomen debuutalbum Juniper Resin heeft hij in nauwe samenwerking geproduceerd en gemixt met Floyd Atema, die hij nog kent van de band Herrek. Dat heeft gewerkt!

Het album Juniper Resin had ik al enige maanden in huis. Het maakte bij de eerste draaibeurt meteen een goede indruk. Dat was op zich verrassend, want op het album wordt veel gebruik gemaakt van de synthesizer, een instrument waarmee ik een moeizame verhouding heb. Maar daarnaast is er ook een scala aan gitaren te horen. Ze bieden een uitgekiend tegengeluid en brengen de muziek mooi in balans. Deze rijke instrumentatie zorgt voor een prachtige presentatie van de twaalf bijzonder harmonische composities. Het geluid klinkt bovendien geweldig mooi. De kristalheldere geluidsweergave geeft nog eens extra glans aan de liedjes. Ik vermoed dat Tammo Kersbergen, die verantwoordelijk was voor het masteren, hierin een belangrijke rol heeft gespeeld. Maar het zwoegen van De Jong en Atema met de songs had natuurlijk al een ferme basis opgeleverd. Acht jaar lang heeft De Jong erover gedaan om twaalf compleet verschillende nummers tot een geheel te maken.

Mooie passages ontstaan zodra de keyboards klinken als een kerkorgel en er een suggestie van gewijde muziek met een flirt naar klassieke composities ontstaat. Op zulke momenten wordt het debuutalbum van Ars Nova bij mij opgeroepen, dat is een van de eerste elpees uit de zestiger jaren die de luisteraar op het verkeerde been zetten. Want wat die Amerikaanse jongens deden was toen ongekend. Met hun muziek en het citeren uit de late Middeleeuwen (Guillaume de Machaut) wisten zij een sfeer van ernst en poëzie te scheppen. Dat gebeurt nu ook bij Juniper Resin, dat rijk klinkt door prachtige melodieën maar tevens somber is van toon. De Jong heeft in die jaren dat hij aan het album schaafde dan ook het een en ander moeten doorstaan. Verschrikkelijke gebeurtenissen, zoals de zelfgekozen dood van zijn vader, maar ook mooie momenten, waaronder de hereniging met zijn partner en de geboorte van zijn zoon. 

Het toeval wilde dat ik een keer het album per ongeluk startte bij Open, het negende nummer. Ik raad het iedereen aan. Je hoort dat gewijde orgel, de op de loer liggende bombast met hemels gezang en de bijna naadloze overgang naar het crematorium: het titelnummer begint met flamencoklanken verspreid vanaf een ukelele en met gierende gitaren die abrupt afremmen. Is dit bombasitsch vraag ik mij af om meteen ontkennend het hoofd te schudden. Nee, deze hyperactieve klanken zijn noodzakelijk om een sfeer van waanzin te creëren. Deze muziek zit waaratje goed in elkaar! Het nummer eindigt als een kaars die uitdooft in zijn laatste vet, waarna Yes het commando overneemt en de vaart in de muziek terugbrengt. Een mooi en speels nummer, inclusief foppauze, krijg je dan te horen. Het album eindigt met de bossa nova-klanken van Lies, een nummer dat eerder geruststelt dan bang maakt.

Juniper Resin van Oliver Oat is een verrassend mooi album dat zowel een demonische sfeer oproept als een glimp van het paradijs geeft.

Swinder: Nosk

Swinder is een vijfmansband uit Groningen. Ze maken indie en/of pop en/of folkrockmuziek en zingen in het Gronings de liedjes die zanger-gitarist Bas Schröder schrijft. Met de singel Noar stad (2013) scoorden ze meteen al raak. In 2015 verscheen het goed ontvangen titelloze debuutalbum. Veel lof oogsten ze, voornamelijk in de regio, en wilden meer. Maar er sloop ook iets van een writers block in de band.

Drie jaar later pikken ze de draad weer op en duiken de studio’s in, met bijgestelde ambities en de dankbare hulp van Tim Knol. Nu lijkt de groep nationale erkenning niet nadrukkelijk na te streven en hun energie meer te richten op de inhoud van de liedjes. Het resultaat is Nosk, een gevarieerd pop- en luisteralbum met prachtige arrangementen. Ik ben er van gaan houden.

De vergelijking met Skik, uit Drenthe, ligt voor de hand. Beide bands zingen in streektaal, beheersen verschillende stijlen en brengen liedjes met een verhaal. Ook een overeenkomst is dat bij Swinder de belangrijkste rol lijkt te liggen bij de zanger-gitarist, in dit geval Bas Schröder, die de liedjes schrijft, zoals Daniel Lohues dat deed bij Skik. Ten slotte kenmerken beide bands het ontbreken van randstadstress; de liedjes bezitten een soms levendige, vrolijke noot. Het wijst ons Randstedelingen weer eens op onze waanzinnig houding: de blik op de wereld gericht, maar blind voor wat zich nabij afspeelt. De schoonheid zit ‘m in de kleine dingen dicht in de buurt.

Liedjes in streektaal is altijd wel een dingetje. De charme van de lokale klankleur moet zwaar tegenwicht kunnen bieden aan de vaak moeilijke verstaanbaarheid. Maar als je net doet of het een vreemde taal is, krijg je het alibi om alleen maar naar de muziek te luisteren. Het helpt ook als de woorden, zoals op het openingsnummer Elke dag tot de naacht op Frans lijken, een taal die ik toch al moeizaam kan verstaan. Het is een lekker poppy nummer trouwens net als het daarop volgende Nijlaand dat wel wat meer tempo heeft en het dna bezit van Snow Patrol. Op Tot de mörgen, het nummer daarna, is het of we Daniël Lohues horen, maar nu hou ik op met het maken van vergelijkingen. De liedjes doen het allemaal op eigen kracht en de vergelijkingen komen altijd neer op kwaliteit.

Wat je er bij enkele liedjes mooi bij krijgt zijn de blazers en strijkers, met arrangementen van Bas Schröder en Wouter van der Wal. Misschien herken je hierin stiekem ook de hand van alleskunner Tim Knol. Toch ook nog even Oosterpark noemen, een lied over een buurvrouw die elke dag haar eigen ding doet op dezelfde manier, telkens weer. Een portret van de onveranderlijkheid, de eeuwigheid, het stilstaan van de tijd, iets wat je dus ook positief kunt zien. Toch verandert alles om haar heen en de vraag is of dat een verandering ten goede is. Daar geeft Swinder zelf geen antwoord op. Het portretteert hoe het was, maar er is geen sprake van nostalgie. Ze doet waar ze goed in is, het creëren van sfeer en het etaleren van de liefde voor de eigen omgeving. Jongens, blijf maar lekker daar in het hoge noorden. Zo komen jullie het best tot jullie recht en kunnen wij in de Randstad heerlijk genieten van jullie fijne plaatjes.

17 mei 2019 wordt Nosk gepresenteerd in Vera te Groningen.

The Artisanals kwamen naar Amsterdam

Mijn vrouw en ik verkneukelden ons bij het ontdekken van weer een nieuwe band. Want als je geen topfunctie in het bedrijfsleven bekleedt of uitblinkt in een sport moet je het toch van zulke dingetjes hebben om indruk te kunnen maken op de medemens. Status, daar draait het immers om in de samenleving. Maar hoe groot of hoe klein de groep van deze early adopters was, wisten wij nog niet. Ons beeld daarvan werd continu gewijzigd tijdens onze reis op 28 februari naar een optreden van onze nieuwe ontdekking in de Amsterdamse Q-Factory.

Het ging om The Artisanals, vijf Amerikaanse jongens van overal uit de Verenigde Staten. Zij hadden elkaar in 2016 gevonden in hun gemeenschappelijke drive om aanstekelijke muziek te maken op het terrein van indie, rock en pop. Nog in datzelfde jaar trokken zij met een EP met de toepasselijke titel Literally, Anywhere de aandacht van de muziekcritici aldaar. Op 21 september 2018 verscheen zonder veel bombarie hun debuutalbum The Artisanals. Het werd al snel duidelijk dat de groep weliswaar over veel potentie beschikte maar ook een goed draaiende pr-machine ontbeerde. Aan hun optreden in Q-Factory ging karige en matige publiciteit vooraf. We moesten er diep naar zoeken.

We gingen er heen. Het zou onze eerste ontmoeting worden met The Artisanals en hun eerste met Amsterdam. De boemel bracht ons van Gouda naar station Muiderpoort met een heleboel stations ertussen.

Ergens na Woerden – Harmelen of Breukelen zal het geweest zijn – kwamen twee mannen van rond de zestig met pet op de trein in en namen naast ons aan de andere kant van het gangpad plaats. Ik rook boeren. Die geur van hooi, mest en stront, die rond de schuren en de boerenwoning hangt en door de kleren trekt als rook door een ham, herkende ik. Deze twee kwamen ontegensprekelijk van het boerenland af. Het zijn dus van die mannen die nooit naar een optreden als dat van The Artisanals zouden gaan, bedacht ik mij.

Maar ook zij stapten uit in Muiderpoort. En ook zij liepen mee in een ordeloze stoet van mensen die kennelijk allemaal dezelfde bestemming hadden. Toch was het vreemd dat naarmate we dichter bij de Q-Factory kwamen de stoet intact bleef.
Vlakbij het gebouw aangekomen zagen we heel toevallig in een geopende zijingang een grijze man met lange haar, zeiksnor en kekke schoenen om de voeten, genesteld in een stoel op zijn gemak keuvelen met twee werkmannen. Het was Johan Derksen! Groter dan mijn verrassing hem te zien, was mijn schrik. Want het zal toch niet zo zijn dat die duvelse Derksen ook The Artisanals had ontdekt? Dat zou immers dodelijk zijn voor onze zelfgenoegzaamheid.

We liepen enigszins ongerust verder de hoek om naar de ingang. De twee boeren liepen nog steeds in gelid met ons mee. Zouden ook zij…? Het moest niet gekker worden.

Het was druk in Q-Factory, te druk voor zo’n onbekend bandje als The Artisanals. Hier klopte iets niet. Maar een paar tellen later werd duidelijk wat die drukte veroorzaakte. Er bleek ook een grote zaal te zijn en daar stond een theatervoorstelling op het programma, de show van Johan Derksen met de titel Keeps the Blues alive. Toen viel alles op zijn plaats: boeren, blues, Johan Derksen. De hele meute was op die theatershow afgekomen!

Voor het optreden in de kleine zaal was nauwelijks belangstelling. Een halve man en een paardenkop is de uitdrukking die je dan tegenkomt in recensies. Waar voor je geld is weer een andere en die was nog beter van toepassing. Want veel of weinig publiek, het deerde de band niet. Zij speelden met veel plezier hun pakkende rock met fijne hooks en richtte zich tussen de nummers door tot het publiek alsof wij een menigte vormden in een grote arena.

Wij, de afvaardiging uit Gouda, maakten daar gelukkig deel van uit en waren heel waarschijnlijk de enigen in die zaal die van buiten Amsterdam kwamen. Want die paar andere toeschouwers waren natuurlijk lokale Amsterdammers die een avond niets te doen hadden. Ik besefte toen dat wij in de ogen van die Amsterdammers, zelfverklaarde wereldburgers, ongetwijfeld als boeren gezien zouden worden. Wij waren geen boeren, dat waren die twee mannetjes met petjes die naar de show van Johan Derksen gingen. Maar ach, wat doet het er toe.

Boeren, ik vind het een mooie geuzennaam.

The Artisanals zijn:
Johnny Delaware – gitaar
Clay Houle – leadgitaar
Eric Mixon – bas
Nick Recio – drums
Ian Klin – keyboards