Alsof er ergens een tokeh zeven keer heeft geroepen is daar ineens de documentaire Indisch Zwijgen. Van wie was die tokeh? Waar klonk hij? Waarom is die film zo ontroerend mooi geworden? Waarom deze vragen? Al deze vragen, dat is nu precies waar deze documentaire over gaat.
Indisch Zwijgen is een documentaire over drie jonge kunstenaars van Nederlands-Indische afkomst. Hij is geregisseerd door Sven Peetoom en Juliette Dominicus, beiden eveneens van Indische afkomst. Het onderwerp het Indische zwijgen is net zo bekend als de Indische rijsttafel. Dit zelf opgelegd spreekverbod door de gerepatrieerde Indische Nederlanders – de zogenoemde eerste generatie – betekent dat men niet praat over wat hen in de voormalige kolonie ten tijde van de Tweede Wereldoorlog (en daarna) is overkomen. Een moeder bijvoorbeeld vertelt haar kind niet dat zij is verkracht, een vader pocht niet over wat hij als militair heeft uitgevreten of heeft moeten ondergaan. Het gaat hier echter wel om traumatische gebeurtenissen. Doordat hierover gezwegen wordt blijven latere generaties, als ze eenmaal begonnen zijn hun Indische komaf te ontdekken, met veel vragen zitten. Maar ook als zij niet met hun roots bezig zijn, kan een sluimerende aanwezigheid van onverwerkt trauma langzaamaan de kop op steken. Zolang vraagtekens geen uitroeptekens worden, blijven jonge mensen zitten met de gevolgen van onverwerkte emoties. Werd er maar niet gezwegen, dan kon een ieder vol begrip verdergaan met zijn eigen leven. Maar de eerste generatie zweeg wel en deed dat ook uit liefde voor de kinderen, om hun ellende te besparen. Over dit spanningsveld gaat Indisch Zwijgen.
Ik vraag mij af waarom deze film mij zo emotioneert. Komt dat door het onderwerp waardoor ik, als schakel tussen de eerste en derde generatie, mij aangesproken voel en dat hier zo puur en behoedzaam in beeld wordt gebracht? Komt het door de drie hoofdpersonen die op hun zoektocht naar de antwoorden op hun vragen zich zo open en kwetsbaar durven op te stellen? Of komt het door de interactie tussen alle personen in deze film, die elkaar met zoveel respect benaderen en elkaar zoveel ruimte gunnen? Het is het samenspel van al deze aspecten die als stralen in een brandpunt samenkomen en de plek doen belichten waar de tokeh zeven keer roept.
Ook in mijn familie zit pijn. Dat heeft nog niet eens te maken met die familieleden die de oorlog niet hebben overleefd. Dat zijn onmiskenbare feiten. Met het gemis van de doden valt uiteindelijk wel te leven. De pijn zit hem in de onzichtbaarheid van de gebeurtenissen bij hen die levend uit de oorlog kwamen. Het zijn onder meer de ontberingen, vernederingen of gedwongen prostitutie die trauma’s veroorzaakten die doorwerken tot in volgende generaties omdat zij niet bespreekbaar zijn. In mijn eigen familie werd er niet eens zo veel gezwegen, is mijn indruk. Maar ik weet natuurlijk niet of wel alles werd gezegd en ik moest in sommige gevallen toch ook zelf pijnlijke conclusies trekken, want niet alles werd voorgekauwd. Naar mijn eigen kinderen toe ben ik transparant, denk ik. Herdenkingen, films en bezoeken aan de Tong Tong Fair bieden hier altijd aanleiding om over het verleden te praten. Maar ik kan niet meer vertellen dan ik zelf heb gehoord.
Juliette Dominicus (filmmaker), Mei Oele (beeldend kunstenaar) en Amara van der Elst (woordkunstenaar) proberen met hun kunst het zwijgen in de familie te doorbreken. Zij zijn er daarbij niet op uit om de geschiedenis op te rakelen. Zij maken haar zichtbaar, zoals de oudoom van Mei Oele het zo treffend verwoordt. Deze oudoom kwam op Oeles pad nadat zij zeven dozen met foto’s en documenten van haar oma erfde. Een tot dan voor haar onbekende geschiedenis openbaarde zich aan haar, waartussen een document over de interneringskampen, geschreven door deze toen nog onbekende oudoom. Daarin stonden toch echt andere dingen dan die paar vrolijke noten die haar eigen opa vertelde. Het was dus helemaal geen feest in die kampen! Juliette Dominicus heeft geen dozen gekregen; zij moest zelf stappen zetten op zoek naar antwoorden. Zij gaat naar een coach om inzicht te verkrijgen. Na een familieopstelling belt zij met haar vader, die dan toch meer van de geschiedenis afwist dan hij ooit vertelde. Kennelijk was de oorlog en de repatriëring geen onderwerp van gesprek in het gezin. Amara van der Elst ten slotte beschikt overduidelijk over de gave van het woord. Het is wonderlijk om te zien hoe haar woordkunst zich zo sterk contrasteert met het Indische zwijgen. Zij lijkt van deze drie jonge vrouwen het meest te zitten met ‘iets’ zonder ergens een vinger op te kunnen leggen. In het gesprek met haar moeder komen beiden dichter tot elkaar.
Over het thema is door de beide regisseurs goed nagedacht. In een studiosetting presenteren de drie hoofdpersonen zich voor een wit projectiescherm aan elkaar en aan de kijker. Allen hebben iets meegenomen wat hen in dit verband dierbaar is. Daarna kom je in ongeveer een half uur heel dicht bij dit drietal. Zij worden gevolgd op hun zoektocht. Met de camera er bovenop, maar toch gevoelsmatig op gepaste afstand, worden mooie ontmoetingen in beeld gebracht. De focus en timing is perfect om de traan, het inzicht en de liefde goed in beeld te kunnen brengen. De finale waarin deze drie hun kunst presenteren is een ware catharsis.
Zoals de ouderen uit liefde voor de kinderen zwegen over het Indisch verleden, geven deze vier kinderen door deze prachtige film aan hen liefde terug.