Uit mijn geheugen popt een gebeurtenis op uit de vierde klas van de lagere school. Ik zat toen in de klas bij juf Sorel aan de Pieter Langedijkstraat in de Haagse Moerwijk. Mijn juf was een Hollandse jongedame met donkerblond golvend haar. In de belendende klas gaf juf Claus les, een stevige Indische vrouw met een aanstekelijke lach. Juf Sorel en juf Claus konden het goed met elkaar vinden. Daar had ik toen geen weet van, maar dat ontdekte ik door de roedjak.
Ik was als enige leerling in de middagpauze aan het overblijven. Achter mijn lessenaartje zat ik braaf te tekenen, te lezen of op een andere manier de tijd te verdrijven. Juf Sorel was aan het rommelen in het lokaal. Haar bezigheden onderbrak zij regelmatig om met veel genoegen iets uit een bakje te eten.
Kennelijk zat ik een moment in gepeins verzonken en stond mijn mond open. De juf zag dat en kon de verleiding niet onderdrukken. Ineens stond zij naast mijn tafeltje en stopte een beetje van de lekkernij in mijn mond.
“Proef maar, dit is lekker. Het heet roedjak.”
Lekker was het zeker! Ik proefde zoetigheid, scherpte en een geheimzinnig bestanddeel dat terugredenerend trassi geweest moest zijn. Juf Claus had deze toverachtige lekkernij gemaakt en een extra portie meegenomen voor haar Hollandse collega op school.
Nu, ruim een halve eeuw later heb ik het voor het eerst zelf bereid en weer vind ik het heerlijk. Het geheim van het recept is de mango in de fruitmix en het bruine suikersausje. Dat sausje smaakt hemels door de gula java en de trassi!
Onderstaand recept komt uit het kookboek van goede vrienden van ons, die net als de twee juffen een mooi verbond van Hollands en Indisch vormden. Zij droegen goede smaak en kwaliteit hoog in het vaandel. De gedachte dat zij in het hiernamaals de kunst van het genieten nog steeds beoefenen, is van een zoetheid die wedijvert met de smaak van roedjak manis.