|tekstenstek   |wielrennen   |muziek   |indisch   |stukjes   |contact

Alberto Fernández heeft een fanclub
Een gesprek met dr. Jora Fendengs, de oprichter

Op een natte, gure herfstdag fiets ik naar een polderziekenhuis ergens in het Groene Hart. Na een barre tocht met het openbaar vervoer en door gebruikmaking van een leenfiets kom ik verkleumd en doorweekt op mijn bestemming aan.
Het doel van deze overlevingstocht is een interview met dr. Jora Fendengs, hartspecialist. Deze innemende man is in zijn vrije tijd passief wielerliefhebber. Onlangs richtte hij de Alberto Fernández fanclub op.
Ik ben benieuwd naar zijn beweegredenen en stel mij in op een diepte-interview.

‘Vijf minuutjes heb ik voor u , meneer’ zegt de gewaardeerde hartchirurg als hij uit de operatiekamer komt. Een warme hand, kort daarvoor nog verstopt in een rubberhandschoen, omklemt de mijne. Zijn kraakhelder wit pak is smetteloos. 'J. Fendengs' staat met rode letters geborduurd op zijn borstzak. Op zijn borst hangt een bril aan een koord; een verse druppel bloed versiert een brillenglas.

‘U bent oprichter van de Alberto Fernández fanclub,’ begin ik. ‘Hij heeft zojuist een contract getekend bij een kleine Spaanse profploeg.
Waarom heeft u deze voorliefde voor een onbekende Spaanse neoprof?’

‘Zijn vader!’
Fendengs schudt driftig zijn hoofd. Zijn halflange krulharen bewegen van oost naar west over de bruine wangen die blubberen in het gelaat. Dr. Fendengs ziet er met zijn vijftig procent Colombiaans bloed exotisch uit.
‘Het gaat mij om zijn vader,’ zegt hij stellig. ‘Gelukkig draagt de zoon dezelfde naam. Daardoor kan ik Alberto, de padre, eindelijk eer bewijzen.’

‘Heu...?’ roep ik weinig professioneel uit.

‘Zijn vader. De vader van Alberto Fernández was profwielrenner. Een hele grote. Op weg om ooit de Tour de France te gaan winnen. Tot helaas de dood zijn weg kruiste. De zelfde dood die het mij in mijn werk zo lastig maakt. Maar het is mijn specialiteit om de dood te overwinnen. Alberto werd door de dood op laffe wijze overvallen. Er was zelfs geen sprake van strijd.’

‘Aha, de vader van. Te vroeg gestorven. Nu wilt u hem eren via zijn zoon. Waarom betekent de vader zo veel voor u?’

‘Ik heb een speciale band met hem. Dat zal ik uitleggen. Neemt u plaats.’
Dr. Fendengs gaat zelf zitten in een van de stoeltjes die op de gang staan opgesteld. Het lucht mij op, hij wil er de tijd voor nemen. Misschien zit er toch meer dan vijf minuutjes in?

‘Het was aan het begin van mijn carrière in de geneeskunde. Ik genoot mijn opleiding en liep stage op het Westeinde ziekenhuis. Daar liepen veel wielerliefhebbers rond. Ik deed mee aan een spel. Je moest renners tippen voor belangrijke wedstrijden. Ik zat vaak goed met de Ronde van Spanje.’

‘Daar heeft u dus Alberto Fernández gespot, neem ik aan.’

‘Krek zo. Niemand anders had hem in de gaten. Maar ik zag ‘m groeien. Ik gokte op hem, het jaar daarvoor was hij immers tweede geworden. Dat bleef in Nederland onopgemerkt. Dat was mijn kans.’
Hij pauzeerde. Een zweem van trots was in zijn ogen te zien.
Onopgemerkt in Nederland, dus ook door mij. Ik kende niet veel grote Spaanse namen uit die tijd. Niet van voor Pedro Delgado. Alberto Fernández was mij vreemd.

‘Dus voor de Vuelta was u de enige die Alberto Fernández tipte. Dat zal veel punten hebben opgeleverd.’

‘Het gekke was dat ik hem niet in de uitslagen en in het klassement tegenkwam. En de renners hadden al een paar bergen getrotseerd en een tijdrit gereden, moet u weten. Dat bevreemdde mij in hoge mate. Ik begon te betwijfelen of hij überhaupt wel was gestart.’
‘Had u geen startlijst gezien?’
‘Ben je gek man! Dat kon niet in die tijd. Er was geen internet. Informatie over wielrennen was schaars indien het niet de Tour betrof. De Vuelta was onbelangrijk voor de Nederlandse pers.
Er was slechts een nieuwsfeit dat de Nederlandse kranten haalde. In de zevende etappe veroverde Ruiz Cabestany, een ploeggenoot van Fernández, de leiderstrui. Dat was in Aguilar de Campoo, een bergplaatsje in Cantabria. Een nieuwsfeit niet belangrijk genoeg voor Nederland. Maar wat deed hij met zijn bloemen?’
Hij keek mij streng aan met de ogen van een hoofdinquisiteur. Als ik deze vraag niet kon beantwoorden zou de dokter met minachting voor mij opstaan en teruglopen naar de operatiekamer. Zo voelde het. Gelukkig beantwoordde hij zelf de vraag.
‘Hij liep regelrecht naar het plaatselijke kerkhof en legde de bloemen neer op het graf van Alberto Fernández! Hij was hartstikke dood. Auto-ongeluk, vernam ik jaren later. Gestorven met zijn vrouw aan zijn zijde. Ze lieten een weeskind achter.’
Er viel een stilte, een moment van rouw.
‘Alberto junior werd ook wielrenner. Het is een prachtig gebied daar in Noord-Spanje. Er komen veel wielrenners vandaan. Junior was lang amateur gebleven. Zat geruime tijd tegen een profcontract aan. Won dit jaar de Ronde van Galicië. Rijdt bijzonder gelijkmatig. Is stabiel. Ik ga hem volgen. Internet!’

Een pieper klonk.
‘Ik moet weer,’ zei hij gehaast, kijkend op zijn horloge.
‘Een laatste vraag nog,’ zei ik snel.
‘Hoeveel leden telt de fanclub al?’
‘Een,’ antwoordde hij met een brede grijns.
‘Dat bent u?
‘Krek zo.’

De vermaarde hartchirug verdwijnt door de klapdeurtjes van de OK.
Door de patrijspoorten zie ik een blonde verpleegster op hem afkomen. Liefdevol neemt zij zijn bril af, veegt de bloeddruppel weg en plaatst de bril met een geroutineerd gebaar terug. Haar ranke vingers lichten daarbij zijn donkere krullen razendsnel op.
Ik overweeg toe te treden tot de fanclub.

[16 december 2007]

Tekstenstek
tekstbureau voor tekst en webstek