Kringloop
‘Wil je straks worden begraven of gecremeerd?’
Mijn moeder kijkt mij met grote ogen aan. Haar wenkbrauwen lijken op te stijgen. Achter het voorhoofd wordt onwaarneembaar heel hard gewerkt. Je hoort het bijna kraken. Dan komt het antwoord.
‘Wat denk je, zou iemand zich om mijn graf bekommeren?’ vraagt ze op spottende toon.
Dat is een gewetensvraag. Nu ben ik degene die wordt verrast. Dat ik haar laatste rustplaats ga bezoeken staat buiten kijf. Hoe vaak dat het geval zal zijn, dat weet ik niet. Ook niet wanneer de eerste keer is. Ik durf daarover geen enkele uitspraak te doen, laat staan een belofte te maken. Dat vertik ik.
Wie zegt trouwens dat zij eerder gaat dan ik?
‘Dus?’ reageer ik zonder een antwoord te geven.
‘Maak maar sateh babi van mij’ zegt ze na een denkpauze en ze begint smakelijk te lachen.
Roosteren dus. Dan weten wij dat ook weer. En daarna de as uitstrooien tussen de drie berken op het uitstrooiveld. Doorgegeven aan de natuur gaat ze worden op het stukje grond waar ook de as van haar man is uitgestrooid.
In de slaapkamer van mijn vader haal ik een klerenkast leeg. De enorme hoeveelheid aan jassen valt mij nu pas op. Bijna allemaal koopjes, lijkt het. Telkens wanneer hij een jas zag waarvan hij dacht dat het een buitenkansje was, schafte hij het aan. Het moet hem een gevoel van tevredenheid hebben gegeven. Elke euro korting is immers niet uitgegeven. Tien jasjes à 20 euro korting is totaal 200 euro korting. Hoe vaker je jasjes met korting koopt, hoe groter je voordeel is.
Had hij minder jasjes gekocht, dan stond ik nu niet die partij op te vouwen om ze netjes in KOMO-zakken te kunnen stoppen. Twee of drie goede jassen, daar doe je tientallen jaren mee. Het scheelt ook nog eens kastruimte.
‘Wie van jouw kinderen is ook zo netjes?’
Mijn moeder slaat mij de hele tijd vanuit haar stoel gade. Het was de stoel van mijn vader, maar nu is het haar troon. Het meubel heeft een betere plek gekregen, recht voor de televisie. Met haar benen over een voetenbankje brengt zij de dag door met televisie kijken en puzzelen. Naast haar huishoudelijke activiteiten natuurlijk, hoewel dat deels is uitbesteed aan de thuiszorg.
Maar de keuken is nog steeds haar domein. Zolang ze kan regeren over fornuis en snijplank is een hereniging met mijn vader uitgesloten.
‘Wat een net jasje is dit,’ zeg ik ineens.
Ik houd een colbertjasje van prima kwaliteit in de lucht.
‘Dat heb ík voor hem gekocht,’ zegt ze meteen. ‘Hij had geen smaak, toch? Ik zocht de combinaties voor hem uit.’
Dan komen de broeken aan de beurt. Diverse broeken aan hangers, vele nog compleet met riem. De riemen trek ik uit de lusjes om ze op een stapel te gooien. Zelf heb ik slechts een riem, maar wel een goede.
Van elk kledingstuk inspecteer ik de zakken. Bij de kringloopwinkel wordt eerst alles gewassen voor het in de verkoop gaat. Daar zullen ze de zakken ook wel nakijken op vergeten spulletjes. Maar dat kun je beter voor zijn.
De oogst bestaat uit mentholsnoepjes, papieren zakdoekjes en 55 eurocent. De muntjes laat ik in mijn eigen broekzak glijden.
‘Ik kocht de nette kleren voor hem. Als hij ze droeg kreeg hij complimentjes. Soms trok hij een andere broek aan bij een jasje. ‘Staat dit, Non?’ vroeg hij dan. Het stond nooit. Werd hij boos.’
Uit de berg broekriemen vis ik een enigszins goed exemplaar op en doe hem om mijn middel. Het laaste gaatje is nog maar net haalbaar.
‘Ik heb pas weer over hem gedroomd,’ deelt mijn moeder mee.
‘Zou hij ons nu zo bezig zien, denk je?’ vraag ik.
Dit vraagstuk heeft mij altijd al bezig gehouden. Hoe dood zijn de overledenen? Hoeveel lijntjes lopen er nog vanuit de hemel naar de aarde?
‘Ik denk het wel,’ zegt ze met een spoortje onzekerheid.
‘Dag Pa.’ Ik zwaai naar boven.
Vier volle zakken staan te wachten om naar de auto te worden gedragen.
‘Genoeg hoor, voor vandaag,’ zegt ze vanaf haar troon. ‘Een volgende keer pakken wij een andere kast aan. Ga maar lekker eten.’
Ik schep een bordje nasi goreng op en plaats het in de magnetron. Na de piep garneer ik het met zilveruitjes. Mijn bord heb ik goed gevuld, want ik heb mij voorgenomen niet voor een tweede keer op te scheppen. En dan moet je je wapenen om niet in de verleiding te komen.
Vanaf haar stoel kijkt ze toe hoe ik eet. Ik moet denken aan het verhaal Djam Mati van Reggie Baay, aan de cyclus van het leven.
Voordat ik huiswaarts keer, lever ik vier grijze zakken af bij de kringloopwinkel.
Alles van waarde wordt doorgegeven.
[12 februari 2008]