De Kippenkade
De lelijkste straat van Nederland is de A12 tussen Utrecht en Den Haag. In een niet bij te houden tempo – je zou bijna zeggen sneller dan je je met de auto over die straat kunt verplaatsen – verrezen er industrieterreinen met de meest waanzinnige zichtlocaties. Waar pas nog koeien graasden in het sompige grasland staan nu enorme kassen, die ’s nachts door de sterkte van de groeilampen onbedoeld als wegwijzer dienen voor vliegtuigen naar Schiphol.
Nederland is vol, de Randstad nog voller en het Groene Hart lijkt alleen nog maar een begrip te zijn in oude aardrijkskundeboekjes. Maar toch, als je er oog voor hebt, zie je vanzelf de openingen tussen kas en steen. We offeren het landschap inderdaad op aan economische belangen, maar nooit zal het Groene Hart volledig volgebouwd worden. Dat is economisch niet aantrekkelijk genoeg.
Pas waren we aan het wandelen om de Reeuwijkse Plassen. Een tippel van 15 à 20 km met als start- en eindpunt de eigen woning. Langs en tussen de vele plassen die zijn kunnen ontstaan door het steken van turf liepen wij een halve dag te banjeren alsof we op vakantie waren. Je hoeft dus helemaal niet ver weg te gaan om een vakantiegevoel te krijgen.
Gedurende de eerste kilometers vergaapten wij ons nog aan de prachtige villa’s die links en rechts langs de smalle weggetjes zijn neergezet. Klein of groot, ik zou er een moord voor doen om in zo’n huis met aanlegsteiger te wonen. Een dergelijke woning zal echter nooit haalbaar zijn voor ons, besef je. Maar voor wie dan wel, vraag je je af. Wat doen wij dan verkeerd dat wij slechts in een rijtjeshuis wonen? Of zijn zij het misschien die verkeerde dingen doen?
Het ging ons natuurlijk niet om de huizen, maar om alles wat niet van steen was. Het jonge blad, ontluikende knoppen, broedende watervogels, springende konijnen. Er waren ontzettend veel zwanen in het gebied viel ons op. Gelukkig lagen ze niet te broeden midden op de smalle paadjes. Een keer eerder maakten wij dat mee, we konden toen niets anders dan rechtsomkeert maken. De smalle kaaien bieden immers geen enkele ruimte om het nest met een blazende moeder te passeren, als al niet eerder de vader op machowijze duidelijk maakte dat toenaderen neerkomt op het oplopen van ernstig letsel.
Vertedering bij de eerste aanblik van een eendenfamilie die over het water leek te glijden, een gezellig familieuitje. Maar kort daarachter kwam een ander gezin aan drijven en toen nog een. Het leek een eendenfeestdag te zijn waarop gezinnen massaal op weg waren naar een attractiepark of meubelboulevard.
In een haakse bocht die leidt naar Driebruggen bleek je ook rechtdoor te kunnen gaan. Niet met de fiets, want die weg loopt dood. Er begint een pad, een smalle kaai, met links en rechts een boerensloot. De recreatiefietser komt er nooit, de wandelaar nauwelijks, want het ligt een flink stuk van de stadsgrens af. Het is dat wij het in ons hoofd haalden om een flinke wandeling te maken, anders kwamen ook wij er niet. Dit toevallige pad heeft een naam: Kippenkade.
Halverwege de Kippenkade werd het pad breder. Er stond een bankje, een uitgelezen plek voor bezinning. Je gaat zitten, kijkt om je heen en ziet al snel een karper onderzeeërtje spelen. Geen kip te bekennen, geen auto te horen. De A12 op steenworpafstand – zou het verkeer er stil staan? - waande je je in een door iedereen verlaten gebied.
Een uur later dronken we in het Reeuwijkse Hout koffie op een terras aan het water. Om ons heen waren zakenlui aan het netwerken. Individuele kantoorklerken zaten achter hun laptop te werken; er was een hot spot van draadloos internet aanwezig. Een mobiel ging af, serveersters waren druk doende met bestellingen.
Op dat moment leek de Kippenkade heel ver weg.
[25 april 2009]