Jantje en ik spraken over muziek alsof er intussen niet 40 jaren van carrièremogelijkheden waren voorbijgegaan. Het decor van ons gesprek was de kantine van het voormalig Stevin Lyceum aan de Zuidlarenstraat, dat onlangs is omgetoverd tot een cultureel centrum met de naam Dakota.
Ik stond op het punt te vragen of Jantje mijn LP van The Doors misschien was vergeten terug te geven, toen er als een omen een filmpje van The Motions op de achtergrond verscheen. Wasted Words. Ik slikte dus maar die woorden in. In plaats daarvan zei ik dat Wasted Words van The Motions een serieuze kandidaat is voor de playlist bij mijn crematie.
Jantje begon te lachen. Ook hij wist dat wij oudere jongeren dichter bij onze dood waren dan bij onze eerste verkering. Ook al was het nummer Forever Young goed op ons van toepassing, de klok tikte genadeloos door en die wijzers zouden een keer stoppen. Hij gaf ruiterlijk toe dat hij ook wel eens dacht aan zijn eigen einde en op wat voor mooie muziek de aanwezigen getracteerd zouden worden. Met een glimlach vertelde hij dat 'Hippy Boy' van The Flying Burrito Brothers van begin af aan een zekere keuze was. Wonderlijk dat wij beiden een liedje uit de zestiger jaren er uit pikten, songs uit onze jeugd alsof er decennia later geen goede liedjes zijn gemaakt.
Dat dat wel het geval is was de essentie van ons gesprek. We waren in een ken-jij-gesprekje verwikkeld geraakt. Jantje noemde tot mijn verrassing Calexico, een van mijn favoriete, onbekende bands van de laatste tien jaar. Ik kaatste met Joe Bonamassa, een geweldige gitarist die al met vele van zijn gitaarhelden heeft samengespeeld. Jantje scoorde een punt met The Black Keys. Hun nieuwste album 'El camino', daar moest ik toch eens naar gaan luisteren. Het maakte me nieuwsgierig en ik had er al goede dingen over gelezen. Hij verzekerde mij dat het een hele leuke plaat was.
Leuke platen, daarover waren we het vroeger in elk geval eens. Beiden waren we opgevoed door programma's als Superclean Dreammachine van Ab Visser en Ad 's Gravesande, Parels voor de Zwijnen van Lex Harding en de muziekkeuzes van Jan Donkers en Wim Noordhoek, die de nieuwste platen bij het open raam in de vpro-studio aan de 's Gravelandseweg de ether in stuurde; je hoorde het verkeer zachtjes op de achtergrond meeneurieën.
Ik besloot blind tot aanschaf en kreeg er geen spijt van. Het is muziek die het onder verschillende omstandigheden goed doet: keihard in de auto, op transisterradioniveau over de keukenradio tijdens het koken en al dan niet luid (wel!) over de huisinstallatie. The Black Keys, bestaande uit gitarist Dan Auerbach en drummer Patrick Carney hebben met El Camino een lekker poppy album gemaakt, de liedjes hebben vaart, zijn aanstekelijk en blijven van begin tot eind boeien. Auerbach tovert allerlei loopjes uit zijn gitaar die hij vaak met de pedalen nog eens een finishing touch toebedeelt. De meehuppeldrums van Patric Carney maken er een lekkerklinkend album van. Luister maar eens mee met Lonely Boy.
Het is een tijdloos album geworden dat even goed had kunnen uitkomen in de periode dat Jantje en ik naast elkaar in de schoolbanken zaten. In gedachten zie ik ons de nieuwe platen bespreken tijdens de les aardrijkskunde en ik vertel hem enthousiast over El Camino, mijn laatste aanwinst. Die wil hij natuurlijk als eerste lenen en opnemen op een 15cm tape. Natuurlijk mag dat van mij, maar ik moet dan wel eerst die LP van The Doors terug.
[24 januari 2012]