Hoe dat nou precies zat met die tahoebrug, dat moest ik toch maar even gaan checken. Ik stuitte weer op die naam op een notitievelletje dat ineens opdook. Aantekeningen uit het verleden zijn het en zulke briefjes wonen overal tussen mijn toch al rommelige paperassen. Soms, als ik met mijn moeder praatte over vroeger in Indië, schreef ik snel een paar krabbels op het dichtstbijzijnde papiertje dat ik maar kon vinden. Want mij is bij mijzelf een onvermogen duidelijk geworden om te onthouden wat mijn ouders over vroeger vertelden. Het is alsof ik immuun ben voor hun informatie. Oor in oor uit of Oost-Indisch doof, het is maar hoe je het wilt noemen.
Ik las in mijn krabbels het woord - of de naam zo je wilt - tahoebrug en twijfelde aan wat ik las. Het was indertijd heel snel opgeschreven, dat kon ik zo zien. Misschien had ze toch iets anders gezegd, iets als touwbrug. Maar tahoebrug? Ik moest maar terug gaan naar de bron en de telefoon pakken.
Telkens als ik mijn moeder bel, voel ik mij een beetje bezwaard. Ze ligt de hele dag in haar bed want haar benen kunnen haar niet meer dragen. Ook niet nadat ik een keer bij Wieteke van Dort op de Tong Tong Fair een flesje ingestraald water had meegenomen. Een slappe bedoening is het onder haar buik gebleven en ze bleef gedwongen de dagen liggend door te brengen. Als de telefoon overgaat moet ze zich soms moeizaam omdraaien om hem te kunnen pakken en dat wil ik haar niet aandoen. Maar niet bellen is ook niet fijn. Dus probeer ik het telkens weer en na een tijdje wordt er altijd wel opgenomen. En als het niet zo is bel ik later nog een keer. En als dat weer niet lukt dan is er echt stront aan de knikker.
‘Je hebt in Panji gewoond he?’ val ik met de deur in huis en zij begint als betrapt te giechelen. Op zo’n moment hoor ik bijna hoe zij de beelden oproept in haar hoofd. Panji, de suikeronderneming waar haar vader werkte en van waaruit zij naar school ging bij de nonnen in Probolinggo. Ik haal haar vroegste herinneringen terug. We praten even over het St Jozeftehuis. Daarna de verhuizing naar Yogyakarta waar ze vanuit de wijk Margoyasan naar een nieuwe school ging, weer een katholieke en ook weer iets met St Jozef, een school ‘waar iedereen op mocht’.
‘Je moest daar toch over een brug naar school?’ vraag ik.
Mijn aantekeningen klopten nog steeds; ze beaamt alles wat ik zeg.
‘Wat was dat voor een brug?’
‘De tahoebrug’ zegt ze echt heel duidelijk.
Zie je, denk ik. Dus toch. Tja, de Erasmusbrug in Rotterdam wordt in de volksmond De Zwaan genoemd, in Venetië bestaat een Brug der Zuchten, je kunt je bij beide bijnamen iets voorstellen. Maar een brug van tahoe daagt de fantasie wel behoorlijk uit. Ik vraag het haar.
‘Wat was er dan tahoe aan die brug?
Ze lacht weer omdat ze nu ineens het onvermogen begrijpt van een buitenstaander die deze voor haar vertrouwde brug probeert te duiden. Wat blijkt? Er was helemaal niets tahoe aan die brug. Het tahoegedeelte lag eronder! Daar floreerde namelijk een tahoefabriekje.
Ik ben helemaal om en ik zie meteen de bedrijvigheid voor me van Indonesiërs boven grote tonnen vol met sojabonen en reuzenwadjans met dampende, hete olie om er de samengeperste koek meteen in te bakken. Waarachtig, er was een tahoefabriek onder de brug.
Hoe simpel kan het leven toch zijn. Het wereldje van mijn moeder wordt steeds kleiner. Maar die herinneringen aan vroeger lijken in haar geheugen vastgebeiteld te zijn en met een beetje hulp kun je haar laten wandelen langs die beelden.
Een volgende keer moet ik maar weer met haar gaan wandelen. Maar dan langs de beelden van het Chinese kerkhof in Semarang, waar geesten schijnen huizen.
[9 maart 2018]