Door een verwarrend samenspel van toevalligheden raakte ik steeds meer betrokken bij het Verzetsmuseum Zuid-Holland. Een verzetsmuseum, wat voor binding heb ik daar eigenlijk mee? Dat vroeg ik mij aanvankelijk af. Telkens maar weer terugvallen op die Tweede Wereldoorlog is niet een van mijn drijfveren. Bovendien wordt bijna altijd de Nederlands-Nederlandse kant belicht en is er maar weinig, heel weinig aandacht voor de Nederlands-Indische kant van het verhaal.
Enige aarzeling overwon ik toen mij duidelijk werd dat het museum het verzet uit de Tweede Wereldoorlog wil doortrekken naar de huidige tijd. Een goed idee, want er speelt zich nog steeds veel af in deze tijd op het gebied van onderdrukking en discriminatie. Het lijkt eigenlijk alleen maar meer te worden. Maar het bezwaar dat bij het verzet altijd het Nederlandse verhaal in beeld wordt gebracht bleef. En de Indo’s dan? Tja, die zaten natuurlijk in kampen en daar was lijdzaamheid de enige vorm van verzet als je niet meteen de dood in gejaagd wilde worden.
Ineens verscheen Herman Keppy in mijn vizier, op ons jaarlijks terugkerend uitstapje naar de Tong Tong Fair. Hij had er een kleine expositieruimte ingericht met als thema Indisch Den Haag in Verzet, de helden van ’40-’45. Ook hield hij er een lezing. En ineens werd ik op mijn wenken bediend.
Wat blijkt? Gedurende de oorlogsjaren verbleven er natuurlijk ook Indo’s en ‘Indonesiërs’ in Nederland. Met verlof of door studie of permanent of om wat voor reden dan ook. Enkelen van hen sloten zich aan bij het verzet en nu blijkt die groep helemaal niet zo klein te zijn. Sterker, naar verhouding waren zij oververtegenwoordigd! Mijn surrogaattropisch bloed begon bij het horen hiervan chauvinistisch te koken. Gepaste trots nam bezit van mij, het gaat per slot van rekening om mijn familie. Want alle Indo’s zijn immers een grote familie.
Een vraag die oprees was waarom die groep Indo’s in het verzet zo oververtegenwoordigd is? Daar is nog geen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan, maar Herman Keppy zelf vermoedt dat het te maken heeft met het verschijnsel dat deze mensen zich Nederlandser dan de Nederlanders gedroegen om maar niet uit de toon te vallen. Ook speelt een rol dat het leven in Nederlands-Indië sowieso avontuurlijker was dan in Nederland. Ertegenaan dus, dachten ze, volk en vaderland verdedigen, de Koningin dienen en de vijand mores leren!
Velen sneuvelden, enkelen bleven in leven en daar weer een handjevol van leeft nog steeds. Herman heeft ze geïnterviewd en ook daarvan liet hij beelden zien tijdens zijn lezing. Het was pijnlijk te horen om welke redenen iemand als Frits Spook geëmigreerd is naar Canada. Het was ontroerend te merken dat Herman Keppy zelf een emotioneel moment doormaakte, want ook zijn familie had op een manier betrokkenheid bij het verzet.
Die Herman Keppy, dat is een bijzondere man hoor. Hij wist nauwelijks iets - wie wel? - van de gebeurtenissen aan de Indische kant in de Tweede Wereldoorlog. Totdat hij voor zijn opleiding journalistiek voor zijn eerste interviewopdracht zijn vader ondervroeg. Dat was even wennen, zo hadden ze nog nooit met elkaar gepraat. Maar snel vonden ze een modus en kwamen de verhalen los. Het greep Herman aan. Alsof het deksel van de toverkist open ging en twee handen hem daarin trokken.
Sindsdien heeft dat deel van de geschiedenis hem niet meer los gelaten. En donderdag stond hij dus op de Tong Tong Fair te vertellen over Indische jongens die tijdens het verzet in Spitfires V1’s uit de lucht haalden.
Praten met je familie, dat is misschien wel de beste manier om de geschiedenis door te geven.
[31 mei 2014]