|tekstenstek   |wielrennen   |muziek   |indisch   |stukjes   |contact
Mooi krontjongalbum van Ernst Jansz
En het boek krijg je erbij cadeau!

Hoes van Gideons Droom van Ernst Jansz

Dat Ernst Jansz een Indische jongen is, was eigenlijk nooit zo tot mij doorgedrongen. Net als andere nabije gebeurtenissen maar moeizaam tot mij doordringen. Ik ben geneigd ze over het hoofd te zien of er ongevoelig voor te zijn. Het is immers zo dichtbij, zo vanzelfsprekend, zo eigen dat het belang ervan verborgen blijft onder een deken van alledaagsheid. Achteraf ben ik mij pas bewust van de signalen die mijn referentiekader raken.

Toen ik Ernst Jansz, samen met Wouter Muller - een icoon binnen de Indische cultuur -, Botol Tjebok zag en hoorde spelen viel bij mij pas het kwartje. Sindsdien weet ik maar al te goed dat ook Ernst Jansz een Indo is en meer dan dat: hij is iemand die behoort tot de Indische canon. Net als Wouter Muller, Marion Bloem, Peter van Dongen (die bovenstaande hoes illustreerde) om er maar een paar te noemen.

In 2013 verscheen een herdruk van Ernst Jansz’ boek Gideons Droom (1983), inclusief - en daar gaat het mij om - een door hemzelf samengestelde CD met voornamelijk eigen liedjes. Nou is dat op zichzelf niet zo bijzonder. Ernst Jansz heeft wel meer albums gemaakt met eigen liedjes, zowel met Doe Maar als in zijn eentje, en daar ongekende successen mee gekend. Echter het bijzondere aan deze CD is dat hij volledig Indisch is.

Wat betekent ‘Indisch’ in dit geval? Wel, in de eerste plaats dat de krontjongelementen in de muziek niet weg te poetsen zijn. Dat komt bijvoorbeeld door de aanwezigheid van de viool, de Hawaiian steel (heel mooi en liefdevol bespeeld door Guus Paat van het Indisch Muzikanten Collectief), de ukelele, de gamelan en suling. De laatste twee - Indonesische - instrumenten worden door Ernst zelf bespeeld. Ik bedoel maar.

Het is een album geworden om van te smullen, als een Indische rijsttafel met de allerlekkerste gerechten inclusief sateh kambing met ketjapsausje en pepertjes erdoorheen. Meteen al Rumah saya, het eerste nummer, trekt je - of je wil of niet - in de Indische sfeer. De begingeluiden betoveren: het is net of je rotanstokkjes hoort trommelen op een tjobek, de fluit klinkt als een oerwoudvogel en de Hawaiian steel van Guus Paat jankt alsof het treurt om het verloren moederland. Maar ook de viool huilt mee. Beide instrumenten voeren als het ware een eervol gevecht om de grootste snik.

Silhouet, het tweede nummer, brengt je op een ander manier in (sub)tropische sferen. De Spaanse gitaar van Jan Hendriks (ook ex-Doe Maar!) zorgt in samenspel met een mandoline voor een fado-achtige klank. Weer horen we de lief klagende vioolklanken en Ernst die met zijn handen het accordeon laat walsen. Op De overkant, het derde nummer, horen we - voor de eerste keer - het Indisch koor op dit album. Luister hoe die lieve stemmen in hemelse harmonie het gemoed masseren. Ik ben allang om. Luister ook naar die wonderschone mondharmonica op Iedere korrel zand en de pedal steel - deze keer van René van Barneveld - op De ballade van Nina bobo en het onmetelijk ontroerende Luna Luna mijn, een outtake (hoe is dat nu mogelijk?) van het album Molenbeekstraat. Het moge duidelijk zijn, Gideons Droom, deze verzameling van oude en nieuwe liedjes, is cum laude een wonderschoon Indisch album geworden. Bagus hoor!

[14 oktober 2014]

Tekstenstek