Het kost mijn oude moeder in dat laatste beetje tijd dat haar nog gegund is steeds meer moeite om de telefoon op te nemen. Ze brengt de dagen al jaren lang plat door op bed en de telefoon is weliswaar in de nabijheid, maar door haar liggende houding ook uit haar zicht. Bovendien moet ze spieren gebruiken om haar armen in beweging te kunnen brengen en dat is nu net het probleem. Die spieren willen niet meer. Mijn moeder zelf wil nog wel, maar zij ziet de hopeloosheid van haar situatie steeds meer in. Met bellen kan ik haar maar beter niet meer lastigvallen. In plaats daarvan kom ik vaker op bezoek. Ik zorg dat ik een leesboek bij me heb voor de momenten dat ze in slaap valt. Maar altijd heb ik foto’s bij me. Die laat ik haar op mijn tablet zien en daarover praten wij dan zo’n beetje. Die afbeeldingen met bekende gezichten slagen er nog in bij haar emotie op te roepen. Als ze nog vertederd kan lachen, dan heeft dit alles nog zin, denk ik.
Ik vertel haar over mijn jongste wapenfeit. Ik heb namelijk daags tevoren in de badkamer een douchekraan vervangen. Ze steekt haar duim naar mij op. Mijn zelfvertrouwen wordt erdoor gevoed, want wie wil nu niet een compliment van zijn moeder ontvangen?
Dan haal ik de tablet tevoorschijn. De foto’s die ik haar laat zien zijn van lang geleden. Er is een vakantiefoto (1993) waarop mijn ouders poseren voor hun eerste huis in Rantepao. Er is een zwart-witfoto met mijn oudste broer (1949), waarop een idyllisch tafereeltje van twee gelukkige ouders met hun eerste kind op de veranda van hun huis in Semarang is te zien. Dan verschijnt er per ongeluk een foto die ik pas heb gemaakt van de badkamer. Daarop markeren twee gaten in de muur de plek waar de nieuwe douchekraan moet komen. Ik vertel haar dan maar dat ik eerst een verkeerde kraan had gekocht, eentje met 12 cm afstand tussen warm en koud. Het moest 15 cm zijn. Ik zeg het met een vrolijke onnozelheid.
‘Jullie hebben allemaal de ogen van je vader,’ zegt ze.
Dit zet mij op even het verkeerde been. Ik voel mij plotseling als een schaakspeler die dacht de partij te winnen maar voor het binnenhalen van de buit met een meesterzet van de tegenstander wordt geconfronteerd. Wat is hier nu aan de hand? Daarnet was ze nog trots op mij en nu wrijft ze er ineens in dat wij, haar kinderen, geen timmermansogen hebben.
Mijn vader was inderdaad niet de klusser in huis. Hij knipte ooit een elektriciteitssnoer door waar nog 220 volt op stond en constateerde daarna vrolijk dat hij het had overleefd. Maar haar kinderen? Ik ging ze stuk voor stuk langs. De oudste zoon had een echt ambacht geleerd, maar was misschien te lui om het geleerde in praktijk te brengen. Maar die daaronder stak zeker wel de handen uit de mouwen. Hij knutselt aan huis en auto, misschien niet als de volleerde ambachtsman, maar wel met dat soort lef waarmee je heel ver komt. Dan kom ik. Die lef ontbreekt mij. Meestal weet ik wel wat er moet gebeuren, maar ik ben bang dat ik de dingen nog meer kapot maak dan herstel. Met oneigenlijke oplossingen weet ik soms geklus te vermijden. Dan komt mijn broertje. Die laat zijn handen toch ook wel wapperen, hoewel subtiliteit misschien wel eens ontbreekt. Hij is iemand met zo’n opleggende wil: als het moet passen dan zal het passen! Ten slotte mijn zusje. Ja, die speelt hierin geen rol. Zij heeft andere kwaliteiten. Vier broers dus die stuk voor stuk over scherpere timmermansogen beschikken dan hun vader. Al met al vind ik het wel meevallen met die vermeende onhandigheid. Maar het is wel je moeder die het zegt.
Enigszins bekomen van die venijnige punch laat ik haar nog een paar foto’s zien. Mijn oudere broers een halve eeuw geleden. Een foto van mij. Dan zegt ze weer dat wij de ogen van onze vader hebben. Dan valt ineens het kwartje bij mij. Onze vader, zijn trekken, daar dacht zij dus aan bij het zien van de foto’s van haar kinderen. Alleen dat en niets anders dan dat wilde zij mij vertellen. Niet meer. No offence.
Onbegrip en verontwaardiging, dat zijn waarachtig ook broertjes van elkaar.
[24 juli 2018]