Foto: © Java Post
Op Achter glas, het onlangs verschenen album van Boudewijn de Groot, staan twee oudere liedjes die ‘op veler verzoek’ zijn opgenomen. Die verzoeken kwamen ongetwijfeld uit de Indische hoek, want deze liedjes dragen een Indisch stempel. Boudewijn de Groot is immers in Nederlands-Indië - in een interneringskamp - geboren. Zijn moeder overleefde de Tweede Wereldoorlog niet. Zij was een van de vele slachtoffers van de Japanse gevangenkampen.
Boudewijn de Groot heeft dus Indische roots. Er zijn genoeg aanknopingspunten voor een traumatisch leven: opgroeien in een pleeggezin, de hereniging - pas jaren later - met zijn vader, opgevoed worden door een stiefmoeder nadat zijn vader hertrouwde. Begrippen als onthechting en kampsyndroom liggen op de loer. Maar op Boudewijns leven lijken ze geen vat te hebben. Ook loopt hij niet te koop met de misère in zijn eerste levensjaren.
In de twee liedjes vertelt hij er een beetje over, oprecht en sober, zonder melodrama. Bij het luisteren naar zijn nieuwste album moest ik - toevallig of niet - bij sommige liedjes aan Wouter Muller denken. Zoals op Het meisje en het blauwe meer. De wijze waarop hij het zingt, de melodie, het had zo op een album van Wouter Muller kunnen staan.
Er bestaat bovendien een interessant verband tussen Boudewijn de Groot en Wouter Muller. Want de troubadour uit Enschede heeft heel lang - net als De Groot - niets willen doen met zijn roots in Indonesië. Tot hij op een punt kwam dat zijn moederland zo stevig aan hem trok dat hij wel naar Indonesië moest reizen. Vanaf dat moment is er veel veranderd in zijn leven. Veranderingen die zich onder andere manifesteren in een handvol prachtige Indische cd’s, albums met onmiskenbaar Indische thema’s en teksten zonder in cliché’s te vervallen. De reis naar voormalig Nederlands-Indië had bij Muller een nieuwe inspiratiebron aangeboord.
Dat Boudewijn de Groot in Nederlands-Indië is geboren en er zijn moeder verloor, komt het grote publiek druppelsgewijs te weten. Bijvoorbeeld tijdens zijn voordracht bij de Indië-herdenking in 2010. Hij las daar de tekst voor die nu op het album als liedje staat met de titel Ik ben een zoon.
Hij vertelt over zjjn moeders dood in dat verre land. Daar ‘kieperde de jap haar dode lichaam in een kuil’, zegt hij. Ook vraagt hij zich af of hij naar dat land moet gaan om te zoeken naar haar naam op dat ene witte kruis. Hij gaat niet, want ‘die weet ik al - ik blijf maar thuis’.
Opgroeien zonder biologische moeder is een gegeven dat samen met de 'lastige' periode in en na de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië koren op de molen is van vele therapeuten. Maar Boudewijn is niet op zoek naar dergelijke antwoorden. Het deksel zit stevig op de pan.
Toch, als je die twee liedjes beluistert, zou bij hem onbewust het tegenovergestelde het geval kunnen zijn. Niet voor niets vraagt hij in Achter glas aan zijn ouders, aanwezig in fotolijstjes op zijn bureau, hoe het vroeger was. Maar zijn vader zweeg, zoals hij altijd had gedaan. Ook zijn moeder zweeg, maar ‘liever had ze niet gezwegen’. Boudewijn had het graag willen weten. Ik zou zeggen: ga naar dat land en zoek naar dat ene witte kruis. Open je zintuigen en laat de onzichtbare kracht van Insulinde haar werk doen. Dan gaan er betul nog mooie dingen gebeuren!
[30 april 2015]