De lente is laat dit jaar. Daardoor kwam de racefiets de berging maar niet uit. Hij hield zich verstopt als een bloemknop die niet durft te ontspruiten. Maar eens moeten knop en fiets eraan geloven.
Een weersomslag brengt mij eindelijk op de fiets. Onwennig zit ik op het zadel en tuur met raadselachtige blik naar de versnellingshendels. Hoe zat het ook al weer? Wat is voor, wat is achter, hoe schakel je zwaarder of lichter? De antwoorden komen maar moeizaam boven water.
Zodra ik het mechaniek weer door heb, voer ik de snelheid op. Een kort klimmetje leidt mij bovenop de dijk langs de Lek. Meteen kijk ik tegen de kont van een vrachtschip aan. Somtrans VIII. Wedstrijdje?
Het schip heeft stroomafwaarts de vaart erin. In een rechte lijn glijdt het over de rivier richting Noordzee. Dat maakt de strijd meteen al ongelijk, want de dijk ligt kronkelend tussen water en polder in.
Hier en daar ontneemt een pluk groen of een rijtje woningen het zicht op mijn strijdmakker. Telkens als hij weer in beeld is, zie ik dat ik een beetje ben uitgelopen. Ik ga sneller, maar je kunt het geen demarreren noemen. Zelfs niet op kousenvoeten wegrijden, zoals Joop Zoetemelk deed in het door hem gewonnen wereldkampioenschap op de weg.
Toch laat Somtrans VIII zich niet zomaar afschudden. In een strak tempo haalt hij kleinere schepen in. Erop en erover richting Rotterdam. Maar ik moet bij Krimpen aan de Lek naar het noorden, langs Krimpen aan de IJssel naar huis fietsen. Of zal ik toch maar zeggen: racen?
Waar onze wegen scheiden zet ik een voet aan de grond, peuzel een mueslireep op en kijk naar mijn metgezel. Gestaag komt hij op gelijke hoogte om meteen weer te verdwijnen. Ik kijk hem na tot ik zijn naam niet meer kan lezen. Somtrans VIII vervaagt, lost op in de horizon.
Mijn oefenpartner heeft gekozen voor een langer parcours. Hij zag er goed getraind uit.