Het is vroeg in de morgen na de derde nacht. De derde nacht al! De eerste twee verliepen zonder slaap. Nu heb ik gelukkig wel kunnen slapen. Of toch niet? Ik weet het niet meer. Maar op dit moment lig ik in elk geval wakker.
De man bij het raam slaapt, veronderstel ik. Hij beweegt niet en maakt geen geluid. Er klinkt trouwens helemaal geen geluid op de gang. Dit is het stilste moment in een ziekenhuis.
Ik lig in bed, het ochtendlicht begint de kamer te vullen. Op de grens van nacht en dag word ik ineens overvallen door een moment van zwakte. De gebeurtenissen van de laatste tijd dringen zich op, voor de zoveelste keer: het herseninfarct van mijn schoonvader, de hersenbloeding daarna, zijn coma en ten slotte de dood. De begrafenis. Mijn plotselinge ziekte daarna. Wat is er veel gebeurd in korte tijd. Te veel? Ik geef mij over. De stoppen op mijn traanklieren springen los. Tranen vloeien. Na een paar tellen zijn de kuiltjes van mijn ogen vol en lopen over. Jongen, stel je niet zo aan, spreek ik mijzelf toe. Maar heb ik het recht dat tegen mijzelf te zeggen? Twijfels.
Dan zie ik een gezicht door mijn tranen heen breken. Er is iemand boven mij die naar mij kijkt. Ik kijk terug en probeer te focussen op het gezicht. Het beeld van een man wordt langzaam scherp. Een man die gebogen staat over een reling. Of zit hij in een rolstoel en tuurt hij langs de zijkant naar beneden? Het is 'm, mijn schoonvader! Hij kijkt naar mij. Die blik van hem, zo vragend. Wat is er aan de hand? lijkt hij te denken. Hij is ongerust. Langzaam dringt zijn zorg tot mij door. Ik moet hem geruststellen besef ik, anders komt hij nooit aan zijn rust toe. Ik laat hem weten dat hij zich geen zorgen hoeft te maken, dat het wel goed komt met mij. Dat zeggen de artsen immers voortdurend tegen mij: het komt wel goed, maakt u zich geen zorgen, u bent hier in goede handen. Ga maar, laat ik hem weten. Hij hoort het en begrijpt het. Dan zwaait hij een afscheidsgroet en gaat weg. Langzaam verdwijnt hij uit mijn beeld en vervaagt. Hij is verdwenen.
Ik ben weer alleen, vroeg in de morgen in een ziekenhuis. Het is nog steeds stil. De man bij het raam slaapt. Hij heeft niets gemerkt.
[25 november 2011]