|tekstenstek   |wielrennen   |muziek   |indisch   |stukjes   |contact
De man van de krant

Soms kom je mensen meerdere keren op een dag tegen. Niet altijd heb je het door, maar ineens blijkt degene die je bij de muziekschool tegenkomt dezelfde te zijn als de persoon die je eerder op de dag bij de volleybalvereniging zag. Die loopt dus ook van hot naar her met kinderen te zeulen, denk je dan.

Onze krantenbezorger bijvoorbeeld zie ik soms meerdere malen op een dag. Daarvan ben ik mij wel bewust. 's Ochtends bij het station staat hij klaar om de Spits uit te delen. Als een soldaat op wacht, vroeg opgestaan om het land te beschermen. Maar hij heeft dan al een bezorgronde achter de rug met een ochtendblad. Ergens in de nanacht moest hij zijn warm mandje hebben verlaten om op het koude zadel van zijn bezorgfiets te springen. Sommigen worden al misselijk bij de gedachte alleen.

Zodra hij mij ziet aankomen verschijnt er een brede grijns op zijn gezicht. Glimmende pretogen lachen mij toe vanachter een bril met dik montuur en grote brillenglazen. Op groetafstand volgt een hartelijk goedemorgen of een gevatte opmerking. Dollen is hem niet vreemd, ik verdenk hem van Rotterdamse roots. Maar iets doet mij ook de aanwezigheid van een allochtoon spoortje in hem vermoeden. Dat komt denk ik door zijn stem, een sonoor geluid met een lichte kraak erin waardoor het exotisch klinkt. Ach, misschien is het gewoon een volks accent.

Hij zal niet proberen mij de Spits aan te bieden, heeft hij nooit gedaan trouwens. Een goede inschatting, want hij weet welke avondkrant ik lees; hij bezorgt deze kwaliteitskrant immers zelf.

Soms loopt zijn vrouw de krant. Beiden zijn inwisselbaar, het is een echt krantenstel. Er bestaat ook nog een andere vrouw in hun bezorgomgeving. Die zou de moeder van een van de twee kunnen zijn. Qua leeftijd dan, want haar postuur is tegenovergesteld aan dat van het krantenpaar. De vermeende moeder is tenger, het paar is behoorlijk fors. Vet eten denk ik. Beweging krijgen ze genoeg, daar kan het niet aan liggen.

's Middags om drie uur, als ik terugloop van het station, zie ik ze wel eens in kolonne op de fiets, achter mekaar met grote lege krantentassen aan de bagagedragers. Hij kart dan achter de dames aan, hij heeft duidelijk niet de leiding. Het zal hem een zorg zijn, die houding straalt hij uit op de fiets. Voorovergebogen, iets doorgezakt alsof het zadel te laag is, of de fiets te klein. Ze gaan de avondkrant ophalen en bezorgen, mijn krant.

Zo af en toe maken we een praatje. Het lijkt voor hem dan een rustmoment te zijn. We praten over het weer of maken gewoon gekkigheid. Een keer ging het over het bezorgen van de krant. Dat is voor beiden, hij en zijn vrouw, dus een bron van inkomsten, misschien wel dé bron. Die keer was hij aan het klagen dat... Nee, wacht even. Klagen doet hij niet. Daarvoor heeft hij al te veel gezeur gehoord in zijn loopbaan. Dat heeft hem bekwaam gemaakt in het omgaan met tegenvallers. Gewoon je erbij neerleggen. Nee, het zijn de anderen die klagen. Het ging die keer over de maandelijkse bijlage bij de zaterdagkrant. Die bezorgde hij op vrijdag zodat hij zich zaterdag geen breuk hoefde te tillen. Was niet goed. Sommige mensen wilden die bijlage per se op zaterdag hebben en niet al een dag eerder, want hij hoort niet bij de vrijdagkrant. Dat soort gezeur.
 
Ik kwam ze een keer samen tegen op het station, niet als krantenverdelers maar als reizigers. Ik was op weg naar het Feijenoordstadion, hij had een Feijenoordcap op. Maar ze verlieten vreemd genoeg onderweg naar Rotterdam de trein. Bij Capelle a/d IJssel of zo. Volgens mij op weg naar familie, misschien wel op bezoek in het ziekenhuis. Dat daar een klant van hun ligt. Zulke mensen zijn het. Andermans lot aantrekken.

Feijenoord verloor die dag. Volgens mij voelde hij dat aankomen.

[15 december 2008]
Tekstenstek
tekstbureau voor tekst en webstek