|tekstenstek   |wielrennen   |muziek   |indisch   |stukjes   |contact
Fatsoen op de stoep

Afbeelding van een braaf Indisch jongetje

De deurbel klinkt. Het is zaterdagmiddag en we genieten net van een moment dat we even niets hoeven. We kijken elkaar aan met een blik van doe jij open? We verwachten niemand. De tijd dat we met kinderen naar sportwedstrijden moesten rijden ligt achter ons, dit weekend ze zijn zelfs uithuizig en er staat geen bezoek of kumpulan op de agenda. Ons huis lijkt deze middag op een stiltecentrum en we ervaren dat als een ongekende weelde. Eigenlijk willen we op zo’n schaarse zaterdagmiddag vooral die rust handhaven.

Als ik de voordeur open doe staat er op de stoep een jongetje met een getinte huidskleur. Hij houdt pen en papier vast. Kinderpostzegels, Jantje Beton, wenskaarten ofzo. De jongen, leeftijd bovenbouw basisschool, doet me een beetje aan mezelf en mijn oudere broers denken in de vijftiger jaren toen we een onopvallend repatriantengezin in Den Haag probeerden te zijn. Strak gekamde, sluike donkerbruine haren boven een bescheiden gezichtsuitdrukking. De zichtbare afwezigheid van een smartphone met koptelefoon of oortjes bevestigt die indruk. Onverhoeds bekruipt mij bij de aanblik van deze jongen het gevoel dat het allemaal wel goed komt met de maatschappij in een tijd waarin de president van de Verenigde Staten andere wereldleiders uitscheldt. Maar eigenlijk denk ik dat altijd wel.

In zorgvuldig geformuleerd Nederlands krijg ik te horen dat het om de Grote Clubactie gaat. Dit moet een Indische jongen zijn, denk ik meteen. Marokkaans of Surinaams kan natuurlijk ook wel, maar ik wil dat hij Indisch is, want ik ruik succes. Deze lotenverkoper zou mijn zoon kunnen zijn. Alleen zag ik mijn zoon op die leeftijd niet met zoveel overtuiging langs de deuren gaan. Mijzelf zag ik dat al helemaal niet doen. Ik zou niet verder komen dan de mensen hulpeloos aankijken in de hoop dat zij zouden raden waarvoor ik kwam. Ach, ik durfde eigenlijk niet eens aan te bellen.

Ik neem zijn balpen en boekje aan en vul in de gang de noodzakelijke gegevens in. Zo’n voorbeeldige jongen wil ik wel helpen met zijn lotenverkoop. Enthousiast neem ik wel drie loten af! Wanneer ik hem het boekje terug geef, scheurt hij er een velletje af en legt hij mij uit dat ik het op de deur kan plakken. Dan bellen anderen niet aan, immers.

Ik groet hem en wil de deur sluiten. Maar hij neemt geen aanstalten om weg te gaan; hij blijft mij aankijken. Dan vraagt hij in beleefde bewoordingen of hij zijn balpen misschien terug mag. Waarempel, die heb ik op de vensterbank laten liggen. Ik ben onder de indruk van zijn optreden. In niets lijkt hij op de ik van een halve eeuw geleden. Behalve dan aan de buitenkant, een net Indisch jongetje.

Als hij wegloopt weet hij niet dat er aan de andere kant van de deur een Indische man staat die in een flits zaken als repatriëring en integratie overdenkt en ziet dat het allemaal goed is gekomen. Een ongestoorde middag is een. Maar als die rust wordt verstoord met een boodschap van hoop is mij dat wel drie loten waard.

[23 september 2017]

Tekstenstek